Dit is een modern sprookje voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Ik heb het geschreven voor een schrijfwedstrijd van Schrijverspunt in 2018. Het is opgenomen in de bundel Het Schrijverspunt sprookjesboek met de beste inzendingen.
Er was eens een beeldschone, maar onaardige prinses, die haar schoonheid belangrijker vond dan wie of wat dan ook. Ze was zo onaardig, dat de koning haar voor straf een lelijke naam gaf die ze voor altijd moest dragen op een zegelring om haar vinger. Prinses Nietaardig stond erop. Maar de prinses draaide de ring altijd met de tekst naar beneden en ze gebood iedereen in het rijk om haar naam voortaan achterstevoren uit te spreken: Prinses Gidraatein.
Op een dag wandelde prinses Gidraatein over de paadjes van de kasteeltuin. De wind streelde haar glanzende krullen en blies fris in haar snoezige wipneusje. Haar zijden jurk ritselde en geurde naar viooltjeszeep. Met haar lakschoentjes stampte ze de prachtige tere vlinders dood op de grond, want stel je voor dat iemand ze zou zien en zou vinden dat ze mooier waren dan zij!
Naast het pad zat een kaboutermeisje vast in de doorns van een rozenstruik. Haar knietje bloedde en kaboutertraantjes biggelden langs haar snoezige kabouterneusje. De prinses dacht er niet over om het wezentje te helpen, want ze wilde geen vlekken op haar jurk. Ze pakte haar cape en gooide die over de rozenstruik. Stel je voor dat iemand anders het kaboutermeisje zou aantreffen en zou vinden dat ze schattiger was dan zij?
Prinses Gidraatein wandelde verder over de paadjes van de kasteeltuin. Ze trapte tegen de geurige bloemen langs het pad, zodat ze knakten en in het hoge gras verdwenen. Stel je voor dat iemand ze zou ruiken en zou vinden dat ze lekkerder roken dan zij!
In het hoge gras naast het pad stond een meisje. Ze droeg een vuile rafelige jurk, liep op blote voeten en haar haren hingen slierterig om haar wrattige gezichtje. Ze had haar armen vol bloemen. Ze fluisterde:”Dit zijn de bloemen van de ware schoonheid. Ik heb ze geplukt voor degene die het geheim van de ware schoonheid heeft ontdekt.” Gidraatein keek het meisje op haar alleronaardigst aan en het arme kind rende er vandoor.
Nog een beetje boos, wandelde prinses Gidraatein verder over de paadjes van de kasteeltuin. Ze zag een enorm bloembed voor zich. De kleurige bloemetjes waren precies zo geplant dat ze een schitterend schilderij van het kasteel vormden. De prinses trok de plantjes uit en gooide ze door elkaar. Stel je voor dat iemand er langs liep en zou vinden dat het bloembed kunstiger was dan zij!
Plotseling hoorde ze een stem roepen: “Gidraatein, Gidraateeeiiiin!” Het was een geheimzinnige stem. Het was de fluisterende stem van een meisje. Voetje voor voetje ging ze op het geluid af. Ze kwam bij een vijver. Ademloos hurkte ze neer bij de oever en luisterde of ze de stem weer hoorde. De stem fluisterde:
“Door enkel je uiterlijk schoon te beminnen, ben je lelijk en wrattig van binnen. Door aan je uiterlijke wratten te wennen, Zul je de ware schoonheid leren kennen.”
Uren later kwam de prinses aan bij het kasteel. Haar haren hingen slierterig langs haar wrattige gezicht. Haar jurk was kapot en vies en ze was haar schoenen kwijtgeraakt. Alleen aan haar zegelring kon je nog zien dat ze de prinses was. Onderweg had ze de uitgetrokken plantjes weer netjes terug gezet in het bloembed. Daarna had ze voorzichtig het kaboutertje losgemaakt uit de rozenstruik, een rozenblaadje op haar knietje gelegd en haar traantjes weggeveegd. Tot slot had ze alle dode vlinders begraven en ze had de geurige bloemen die ze had omgetrapt op hun grafjes gelegd. Het meisje met de bloemen had ze niet meer kunnen vinden.
Plotseling hoorde ze vlak achter zich een stem, een geheimzinnige stem, de fluisterende stem van een meisje. Prinses Gidraatein draaide zich om en zag het lelijke meisje met de bloemen van de ware schoonheid. Het meisje duwde de bloemen in de armen van prinses Gidraatein en rende er vandoor.
In de spiegel in haar slaapkamer zag Gidraatein dat haar gezicht weer mooi glad was. En ze zag nog iets: de zegelring leek wel nieuw. Ze keek nog eens goed: Er stond niet meer Prinses Nietaardig, maar: Prinses Aardig.
Prinses Aardig waste zich schoon tot ze weer naar viooltjes rook, trok een nieuwe jurk aan en gaf een groot feest met voor iedereen gratis eten en drinken en gratis viooltjeszeep. De bloemen van de ware schoonheid stonden in een grote vaas middenin de feestzaal.
En nooit meer deed de prinses nog onaardig, want ze had eindelijk ontdekt: Ware schoonheid zit van binnen!