Autisme in tijden van corona, deel 2

Beer voor het raam voor de berenjacht

Langzaam went het

Het is nu twee weken geleden dat de scholen dichtgingen, dat mensen thuis moesten gaan werken, alle kerken en verenigingen gesloten werden, afspraken werden afgezegd en alles wat leuk is werd afgelast. Het lijkt veel langer.

Hoe benauwend het ook is, het lijkt te wennen. Er zijn momenten waarop het voelt alsof er een nieuw soort normaal is ontstaan, hoe bizar ook.

En toch, ondanks de gewenning -of is het verdoving?- vlammen soms ineens het verdriet en de angst weer op. Want het is heel erg wat er allemaal gebeurt.

Zijn er dan alleen maar nadelen?

‘Zijn er alleen maar nadelen?’ vroeg iemand bij wie ik mijn hart luchtte. Dit is een hele goede vraag. Want nee, natuurlijk zijn er niet alleen maar nadelen. Alles heeft twee kanten, dus dit ook. En het helpt om daaraan te denken.

De natuur herademt, letterlijk: de lucht is schoner dan ooit tevoren in het bestaan van iedereen die nu leeft. En ja, er is veel asociaal gedrag en ikke ikke ikke, maar er zijn ook hartverwarmende initiatieven, zoals de lieve kaarten voor mensen in verzorgingstehuizen, boodschappenservice, gratis kinderprogramma’s online. En natuurlijk de berenjacht.

De berenjacht. Zondagmiddag hebben we de kinderen ermee kunnen losweken van hun schermpjes. Met een aankruisblad en een potlood gingen we door de wijk om knuffelberen te spotten en te zwaaien naar mensen die we niet eens kennen. Dat gaf een gevoel van verbondenheid die ik lang niet heb gevoeld. Ik ben niet meer de enige die aan huis gebonden is, die nauwelijks sociale contacten heeft en die winkels mijdt. Nu heeft bijna iedereen dat.

Maar de natuur en alle lieve acties vormen niet het enige goede nieuws in deze moeilijke tijd, heb ik ontdekt…

Ja…maar nu ben IK de juf

‘Nee, liefje, dat moet je zo niet doen’ zeg ik tegen mijn dochtertje, dat in tranen is uitgebarsten bij haar rekensommen.

‘Maar de juf zegt dat het wel zo moet.’

‘Ja, maar nu ben IK de juf’ zeg ik. ‘En ik vertel je dat jouw hoofdje zo niet werkt.’

Ik herinner me nog hoe vreselijk ik het vroeger vond om te moeten werken met al die methodes die voor anderen makkelijk waren, maar niet voor mij. Net als mijn dochtertje moest ik altijd eerst op de een of andere manier zelf uitvogelen waar al die losse stapjes voor waren en hoe die dan tot het juiste antwoord konden leiden. Pas dan kon ik het snappen, maar het koste veel, heel veel tijd. Wat een wanhoop!

Nu krijg ik de kans om mijn meisje te helpen, dat tegen dezelfde hindernissen aanloopt. Ik leg haar uit wat anderen kennelijk automatisch zien en weten. Ik teken het uit. Ik leer haar trucjes. Ik leg haar het principe van een staartdeling uit, ook al heeft ze die op school nog niet gehad. En het helpt, al was het maar voor haar zelfvertrouwen.

‘Goed zo! Zie je wel dat je het kunt?’

Autisme tussen vier muren

Viervoudig autisme in één pand is heftig, zonder meer. Er wordt gewiebeld, geklierd en non-stop keihard gekletst. Ze prikkelen elkaar ermee dus het resultaat is exponentieel. Meerdere malen per dag zijn er huilbuien en brulpartijen en erger. De hersenen draaien overuren om al die prikkels te verwerken en ondertussen komen de zorgen en de angst om het virus en alle veranderingen daar nog bovenop. Als je nog niet wist wat autisme is, dan leer je het nu.

En ik? Nog steeds kost het me al mijn energie en heb ik dag en nacht mijn oordopjes in. Mijn oren gloeien en jeuken ervan.

Maar nog nooit heb ik mijn kinderen zo goed en zo vaak kunnen troosten. Nooit heb ik zoveel mogelijkheden gehad om ze uit te leggen wat het betekent om autisme te hebben, om eerlijk te praten over sterke en minder sterke kanten en hoe je daar beter mee om kunt leren gaan. Onze hersenen zijn gevoelig en kunnen goed nadenken, maar ze kunnen daardoor ook retegoed piekeren en dan lijkt alles enorm groot en onoverzichtelijk. Maar het komt goed en er zijn nog steeds fijne dingen, ook nu. Echt!

Terwijl ik hen troost hoor ik mijn eigen woorden en zo troost ik ook mezelf een beetje.

Schooltje spelen?

In mijn vorige blog schreef ik dat ik nu privéleerkracht aan huis ben, maar daar kom ik van terug. Want ik ben nog steeds in de eerste plaats moeder, een moeder die haar weg probeert te vinden in dit plotseling compleet andere leven en die haar kinderen helpt en bijstaat, samen met haar man. Godzijdank!

Muziek online

En behalve moeder ben ik ook nog fluitist. Ik dacht eerst dat de fluit wel ergens achterin een kast zou verdwijnen in alle rampspoed. Maar dat is niet zo. Ook hierin vind ik langzaamaan een nieuwe weg.

Op social media zie ik dat musicerend Nederland de podia heeft verlaten en nu volop actief is op het internet om te troosten, te bemoedigen en om uit te spreken wat niet op een andere manier gezegd kan worden. Er is dus nog steeds muziek in tijden van corona.

Ook ik blijf niet achter. Want als ik muziek maak dan is er even geen crisis. Dan zijn er ook geen woorden nodig. Dan ben ik gewoon zoals God me heeft bedoeld, met het talent dat ik van Hem heb gekregen. En dat is het heerlijkste wat er is.

Gods troost

Maar mijn enige echte troost vind ik nog altijd in mijn tijd met de Heer, want als ik moe en overprikkeld ben, helpt muziek me niet. Dan heb ik het nodig dat God naar me uitreikt en mijn hand pakt, via bemoedigingen, via een lied, door bijbelstudie of door gewoon een moment stil te mijmeren en te bidden.

‘U mag uw zorgen op Hem afwentelen, want u ligt Hem na aan het hart.’- I Petrus 5:7.

‘God zal u sterk en krachtig maken, zodat u staande zult blijven en niet meer zult wankelen.’- I Petrus 5:10.

Wil je meer lezen, kijk dan verder op deze site of schrijf je hiernaast gratis in voor updates als ik iets nieuws post.

Je kunt ook de facebookpagina van Zo kun je ’t ook zien te liken.

Nieuw voor oud

srcabble koekvormpjes met de woorden oud en nieuw
Het oude is voorbij; tijd voor iets nieuws!

‘Waarom moeten we nu alweer ergens heen? Eerst twee keer achter elkaar kerst, een verjaardag en nu weer dit. Wat is nieuwjaarsdag trouwens voor een feest?’

Dit is in vraagvorm  weergegeven tegenzin van mijn oudste zoon. Dat doet hij wel vaker.

Ik weet uit ervaring:

  1. dat hij niet bedoelt dat hij zijn opa’s en oma’s niet wil zien, maar dat hij het vervelend vindt dat zijn routine nu alwéér wordt doorbroken. Daarom ga ik niet zitten smeren met hoe lief opa en oma altijd voor hem zijn en dus dit en dat en bla bla bla en zo.
  2. dat de laatste vraag, die met ‘trouwens’ erin, voortkomt uit oprechte interesse. Hier ga ik dus wèl op in.

‘Wat is nieuwjaarsdag trouwens voor een feest?’

Ik weet het ook niet en vind het een goede vraag, dus zoek ik het op met mijn telefoon. Zoonlief kijkt mee. Ondertussen geeft hij onophoudelijk uitleg over bijzondere culturele uitingen van andere volkeren en stelt hij me quizvragen om te checken of ik wel zit op te letten. Heel interessant allemaal. Vooral dat ze in sommige stammen de vinger van een geliefde mee begraven met de overledene. Of dat ze de as van de crematie later opdienen in de soep voor de genodigden. Ik zoek rustig door, maar de volgende keer als ik naar een ver land reis, zal ik eerst uitgebreid vooronderzoek doen voor ik me ergens aan waag.

Ik zoek eerst op ‘zonnewendefeest’. Daar blijkt ons oud & nieuw niet veel mee van doen te hebben. Vreemd, want ik dacht altijd van wel. Het blijkt erger te zijn: het zonnewendefeest is volledig opgegaan in Kerst, met boomaanbidding, magische kransen en overige heidense symboliek en al, tot aan de midwinterhoorn aan toe. Mijn zoon is er uitzinnig over en ik denk: hoezo christelijk feest?

De langste nacht

Hoewel het zonnewendefeest ooit opging in Kerst,  is de echte zonnewende niet op 24, maar op 21 december, want dan is de langste nacht en vanaf dan komt dus langzaam het voorjaar weer terug. De zonnewende heeft zelf niets met religie te maken, maar is gewoon een bepaalde stand van de zon ten opzichte van de aarde, net zoals de maan verschijnt in de nacht en de zon opkomt als het ochtend is.

Voorstel tot traditiewijziging

Waarom draaien we het dan niet gewoon om en vieren we Oud & Nieuw op 24 en 25 december en Kerst op 31 december en 1 januari? Dan dopen we ‘Oudejaarsavond’, die dan dus op zonnewende op 21 december plaats vindt, om tot ‘Feest van de langste nacht’ en dan vieren we met Kerst dat we een nieuw jaar van de Heer krijgen, een nieuw begin met de komst van Christus. Het sluit ook meteen beter aan bij onze jaartelling die per slot van rekening ook gekoppeld is aan de geboorte van onze Heiland: ‘na Christus’.

Ja, ik weet dat Christus niet echt geboren is op 1 januari, maar ook niet op 25 december, dus…

En dan kunnen we ook meteen de waanzin van het consumentenvuurwerk geheel verbieden…

Oeps wat zeg ik nu???

Nee, dat zal wel niet gaan…als er na zoveel vernielingen, woningbranden, meer dan 60 uitgebrande auto’s in één en dezelfde stad, ontelbare gewonden, mensen voor de rest van hun leven verminkt, met vuurwerk bekogelde hulpverleners en op afschuwelijke wijze omgekomen burgers, nog steeds mensen zijn die het acceptabel vinden dat er in het hele land oorlogje wordt gespeeld met echte explosieven, ook door kinderen…

2 januari

Nu ik verder schrijf, op 2 januari, de dag na de familiebezoeken met de beste wensen en de eerste horror beelden op televisie, beleef ik mijn eerste echte dag van het nieuwe jaar, lekker alleen thuis, want de kinderen mogen een dagje bij opa en oma. Eindelijk even de kans om tot mezelf te komen: mijn persoonlijke zonnewende is een feit.

Eerst heb ik uitgeslapen. Dat was hard nodig, niet alleen vanwege de festiviteiten, maar ook doordat mijn man al een paar dagen verkouden is. Ik kan echt NIET tegen verkoudheidsgeluiden. Zelfs van slikgeluiden word ik al wakker. Daar helpen oordoppen tegen, maar die helpen niet tegen zwaarder geschut zoals snotteren, snurken en hoesten. Ik hoor echt ALLES, keihard!

Mijn man is een schat. En praktisch ingesteld. Hij stelde voor om het slaapprobleem op te lossen met een bed-ruil: onze dochter bij mij en manlief op zolder met zijn onzichtbare zeehond. Kon ik even bijtanken.

Van kaft tot kaft

En nu, uitgerust en vrij, besluit ik om mijn Bijbelstudie weer op te pakken, je weet wel: mijn project om de Bijbel van kaft tot kaft te lezen. Dat is juist nu absoluut noodzakelijk in alle chaos, onheil en pure slechtheid die zich de afgelopen dagen heeft afgespeeld en die me ook vandaag nog elk moment wordt opgediend via mijn telefoon.

Het maakt niet eens uit wat ik in mijn Bijbel lees, zo lijkt het wel, als ik maar lees en mijmer. Ik maak er mijn hoofd mee leeg en dan kan ik dingen weer enigszins in verhouding zien.

Inmiddels heb ik I Kronieken net uit.

I Kronieken

Eerlijk gezegd had ik vandaag  juist in dit boek géén zin. Beide boeken Kronieken herhalen grotendeels de informatie van de boeken Koningen, die ik vlak voor de kerst al  net achter de kiezen had. En verder alleen maar opsommingen, lijsten, namen, pfff. Maar ik ben mijn voornemen trouw, dus.

En dan blijkt het uiteindelijk toch de moeite waard. Mijn Jongerenbijbel vermeldt namelijk dat I Kronieken 25 het lievelingshoofdstuk van één van lievelingscomponisten was: Johann Sebastian Bach.

Hé, dat wist ik niet!

Van alle Bijbelteksten was ik er nooit op gekomen dat de briljante componist van de Matthaüs Passion uitgerekend voor dit hoofdstuk zou kiezen. Het bevat namelijk helemaal geen verhaal, geen spreuk, geen levensles…

Of toch wel? Johann was toch niet gek?

Al lezend kom ik bij vers 8 en dan snap ik het:

‘De zangers werden door loting in wisseldienst ingedeeld, zonder onderscheid te maken tussen oud en jong, volleerde zangers en leerlingen.’

Wat een prachtige gedachte om 2020 mee te beginnen!

Vaak voel ik me ingehaald door jonge veelbelovende musici of door collega’s die gewoon een beter netwerk en een overtuigender CV hebben dan ik. Of ik heb misschien gewoon te weinig geduld, dat zou natuurlijk ook kunnen.

Hoe dan ook, ik zoek me suf naar vacatures en audities voor fluit bij orkesten, ensembles, christelijke koren etc. Ik had veel beter piano kunnen gaan spelen of viool, zo lijkt het. En met schrijven is het niet zo heel anders. Ik had bijvoorbeeld beter een minimal lifestyle blog kunnen hebben of een rauwvoedseldieetboek kunnen gaan schrijven..lekker jong fotootje van tien jaar terug erbij…

Maar hippe frisheid, het juiste diploma en een goed CV zonder gat, kink of kloof, dat heb je alleen maar nodig om mensen te overtuigen. God kent jouw talent en kundigheid ook al zonder dat je jezelf hoeft te bewijzen. Van God mag jij dicht bij jezelf blijven, bij wat jij kunt en waar jouw hart sneller van gaat kloppen.

Hij kent onze gedachten en de wensen van ons hart en hij zal iedereen op de juiste tijd inloten op precies de goede plek, wat die plek ook zal zijn.

Het wordt niet minder, het wordt beter, ook al lijkt het met de wereld steeds slechter te gaan. We krijgen nieuw voor oud, niet andersom. II Cor.5:17

En hoe is jouw begin van het nieuwe jaar?

Meer lezen? Zie dan ook: Goede voornemens, zinvol? Kerstmuziek, De toekomst belooft wat

Kerstmuziek

dwarsfluit en een kersttak

Al tijdens het allereerste Kerstfeest in de wereldgeschiedenis gaf een overweldigend engelenkoor een groots openluchtconcert in de hemelzaal. De herdertjes, die tot dat moment nietsvermoedend bij nachte lagen, wisten vast niet wat ze overkwam!

Zoiets kan door menselijke stemmen en aardse snaren natuurlijk niet geëvenaard worden, maar we doen sindsdien wel elk jaar goede pogingen, waardoor Kerst en Muziek altijd goede vrienden van elkaar zijn gebleven.

Moderne minstrelen

Muziek heeft hierdoor een speciale relatie met kerkelijke hoogtepunten en is dus min of meer seizoensarbeid met een piek in december en nog één rond Pasen. Tussendoor zien de meeste zzp musici elkaar alleen op social media. Je zou dus wel kunnen zeggen dat wij hedendaagse minstrelen zijn. Wij trekken van plek naar plek om mensen te prikkelen voor wat echt belangrijk is en om zere harten te omzwachtelen met welluidendheid.

Ik ontdekte afgelopen weekend dat ikzelf weliswaar hedendaags ben, maar niet zo modern.

Zo zat ik zaterdagochtend als eerste met mijn dwarsfluit in mijn handen klaar voor de repetitie in een sfeervol kerkje, toen de andere musici één voor één binnen kwamen druppelen. Met ongemak constateerde ik dat ik de enige was met een zware brede lessenaar voor mijn neus met daarop een stapel aan elkaar geplakte vellen papier ter grootte van een dubbele A4. De anderen haalden allemaal een kien zwart schermpje te voorschijn en schoven die op een gesofisticeerde houder.

Ik voelde me analoog en gedateerd.

De hoboïste gaf geduldig antwoord op mijn ontredderde vragen over mijn diepste angsten ten aanzien van apparaten die stuk kunnen gaan, die uit kunnen vallen, die vast kunnen lopen… Alles wist ze technisch waterdicht aan te smeren en tegen de tijd dat ze begon over dat je alleen niet moet vergeten om hem op tijd op te laden, was ik volledig om naar de ganzenveer.

De mens zelf toont zich al met grote regelmaat onbetrouwbaar, dus wat verwacht je dan van de gedigitaliseerde replica van zijn-

Opletten!

De dirigent gaf aanwijzingen en tikte af. Ik krabbelde met een in houten omhulsel gestoken grafietstaaf een snelle hiëroglief op mijn papyrus, terwijl de hoboïste op haar scherm naar de juiste bewerkingstool bleef swypen. De nog altijd analoge dirigent was niet ingesteld op de extra benodigde apptijd en noodgedwongen sloeg zij de informatie dus maar zo lang op in een zijlob van haar prefrontale cortex.

Ik deed alsof ik het niet zag, want zo ben ik.

Na de repetitie had ik drie uur niets.

Naar huis gaan had geen zin, ik moest die uren ergens zien te overbruggen. Maar waar? Een museum, een bieb, een vergadercafé?  

‘Oh, die vind je wel daar en daar in die en die stad,’ zeiden mijn collega’s, terwijl ze doorgingen met het opruimen van hun snaren, strijkstokken, stemapparaten, rieten, lessenaars en bladmuziek ….eh nee…dat laatste dus niet.

‘Die vind je wel.’

Ja vast!

Moest ik het nog proberen uit te leggen? Iemand vragen om iets concreets, iets dat zeker weten open was, met straat en huisnummer en liefst met interactieve satelietfoto, zodat ik per stoeptegel kon zien hoe het eruit zag en waar ik mijn auto kon parkeren, plus een tweede en derde optie voor als die parkeerplek bezet mocht blijken te zijn?

Ik was een buitenlander, een alien, een hunebedbewoner.

Aardige collega

Een violistische collega zag me aarzelen en nodigde me uit bij haar thuis voor de lunch. Ik kende haar niet, maar een prikkelbesparende middag zat er toch al niet meer in en van rondjes dwalen in de auto zou ik zeker niet opknappen, dus: Ja heel graag! Ze woonde ‘om de hoek’, voor zover dat mogelijk is in een volmaakt lintdorp, in een bovenwoning, samen met haar man en hun peutertje.

Ik hou erg van gezelligheid, maar in mijn hart vreesde ik voor de tol die ik moest betalen voor deze onverwachte langdurige sociale interactie. Absoluut de moeite waard, dat zeker, maar ik had vanavond nog wel een concert te spelen in een andere kerk. Van de zenuwen ging ik praten, veel meer dan ik wilde. Over muziek, want daar kende ik haar tenslotte van. Zij, en ook haar man, vonden muziek inderdaad leuk, dus gelukkig lukte het om het gesprek wederkerig te houden.

Een stil punt voor mij.

Bijzonder kindje

Met verbazing keek ik ondertussen naar hun kindje van anderhalf jaar oud. Ik zag het meteen: dit kindje gedroeg zich volkomen anders dan mijn kindjes vroeger. Ik zag het ventje spelen met speelgoed, steeds weer met iets anders en niet de hele tijd in een hoekje met hetzelfde. Hij drentelde ook niet doelloos rond, hing niet constant aan zijn moeder voor vermaak. Hij jengelde niet en trok zijn moeder ook niet steeds mee aan haar hand naar iets dat hij wilde. Hij brabbelde tegen me en keek meteen vol verwachting om als iemand zijn naam zei, zijn gezichtje vol expressie.

Hij heette Chris (niet zijn echte naam).

Nooit eerder was ik me zo bewust van het verschil met hoe het bij ons thuis was en nog steeds is. Ik keek van de ene ouder naar de ander, maar ze leken totaal niet door te hebben hoe bijzonder dit was. En ik liet het ook maar zo.

Dankjewel, lieve kleine Chris; je hebt me iets geleerd, dacht ik, toen ik later weer in mijn auto stapte.

Knoppen om

Die middag had ik een repetitie en aansluitend een concert met andere collega’s, in een ander dorp, met een andere dirigent, andere muziek. Alle knoppen moesten om.

Deze regio was kennelijk nog niet getroffen door de digitaliseringspest, want nu speelden we wel allemaal gewoon van blad. Ik zat naast een andere hoboïste, eentje waar ik zelf om had gevraagd, want ik vind haar aardig. Ik had er echt naar uitgekeken om weer eens met haar samen te spelen.

Maar…

Tijdens de repetitie voelde ik mijn opgezwollen slapen, mijn brandende ogen en beet ik de binnenkant van mijn wangen stuk. Ik hield zoveel mogelijk mijn I’m ok- glimlach op mijn gezicht en bij elk oogcontact probeerde ik me verbonden te voelen, maar ondertussen vertelde ik me steeds vaker in de lege maten. De hoboïste bood me collegiaal dekking en ik dacht: zou er ook een tablet bestaan met ingebouwde lege maten teller?

Dan wil ik er misschien toch wel ooit zo een…

En wat doe jij ?

Van nieuwe collega’s ontmoeten komen gesprekken in de pauze. Over wat doe jij en zo. Altijd wat ongemakkelijk, maar met de kleine Chris vers in mijn gedachten durfde ik wel. Toen het mijn beurt was zei ik het, zelfs zonder rood te worden:

‘Ik heb drie autistische kinderen en daar ga ik helemaal voor. Daarom verdient mijn man de kost en ben ik thuis. Af en toe heb ik een concert. En ik schrijf.’

Het klonk niet raar, aanstellerig of laks. En ik hoefde niet eens te onthullen dat ik zelf…o jee…ook autistisch ben…om zo mijn keuze te rechtvaardigen voor anderen. Ik keek niet op, maar voelde dat ik goedkeurende knikken kreeg toebedeeld.

Het gesprek ging verder langs de tafel. Ik wilde ook horen wat de anderen deden en waar ze vandaan kwamen, maar de kantine liep steeds voller en het geroezemoes drong zich op. Ik maakte me zorgen. Misschien kon ik maar beter een rustige plek opzoeken. Maar wat als ik in het donker de kerk niet meer zou kunnen vinden? Nee, natuurlijk zou ik die wel vinden, zo dichtbij…

De hoboïste zei: ‘Ik ga me alvast omkleden in de kerk. Kom je mee?’

De eindsprint

Al mijn focus ging daarna verder naar het concert, heerlijk doen waar ik goed in ben. Als een droom vloog het voorbij.

Er volgden bloemen, complimenten, tot-ooit-een-volgende-keer-knuffels. En toen was het klaar. Ik had geen zin om me weer om te kleden in mijn normale kleding. Ik wilde naar huis, douchen en meteen in m’n pyjama. In mijn ritselende lange concertjurk liet ik mezelf in de auto zakken.

37 minuten gaf de routeplanner aan.

Aangekomen bleef ik nog heel even in de auto voor de deur zitten. Ik had onderweg steeds meer concentratie moeten opbrengen om geen afslagen te missen. Stuur recht houden. Niet afzakken naar  80 waar je 120 mag. Het was gelukkig niet druk geweest op de weg, maar ik wist dat ik aan mijn grens zat. Nu was ik mezelf aan het voorbereiden op de overgang van buiten naar binnen, thuis.

Het ging wel, besloot ik.

Mijn man deed open en tegen mijn eigen verwachting in viel ik meteen in tranen in zijn armen.

Waarom?

Ik moest naar boven, met alles nog aan mijn lijf, jas schoenen, tassen, dwarsfluit. Het maakte niet uit. In de badkamer alles uitgooien en meteen onder de warme straal. Warmte in mijn lijf. Bijkomen. Morgen verder zien. 

Maar het was oké.

Het gaf niets, want ik had het ondertussen wel mooi geflikt. Twee repetities, een visite en een concert, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat van huis, overal zelf naartoe gegaan met de auto en maar één keer verkeerd gereden.

Interessante mensen ontmoet en plezier met ze gehad.

Ik had zelfs gewoon durven zeggen wat ik voor ‘werk’ ik eigenlijk echt doe en had me toch een volwaardige fluitiste gevoeld.

Niet eens zo heel anders dan de andere musici.

Meer!

Dit was een doodnormale, voor mij buitengewone, dag. En ik ga meer van zulke dagen doen, want ik heb nu gezien dat het weer kan. Volgende week heb ik ook een repetitie en een concert staan…en dan weer een tijdje niets, tot aan de volgende piek.

Eigenlijk snap ik wel waarom ik bij thuiskomst heel even huilde.

En het is oké.

‘God heeft zijn kinderen niet een geest van lafhartigheid gegeven, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid. Ik hoef me er daarom niet voor te schamen om te getuigen welke bijzondere taak de Heer mij heeft toevertrouwd, ook al lijkt het maar beperkt. Ik maak deel uit van Gods liefde en deel daarvan naar beste kunnen uit, in de omstandigheden waarin ik leef. En dat is goed genoeg.’ – Interpretatie naar 2 Tim 1:7-8.

Lees ook: Muziek als muggendans, Samen sta je sterk, Autisme en verandering, nou en?, Autisme in een notendop, Volgend najaar komt mijn boek uit!

Niets meer missen? Schrijf je dan hiernaast of hieronder anoniem in voor deze blog. Verder zou ik het leuk vinden als je een reactie of bericht achterliet en natuurlijk mag je deze site delen!