Ik wil dat mama me naar bed brengt

‘Ik wil dat mama me naar bed brengt,’ schalt het door het huis.

Ik heb een lieve man, een vader die het snapt als mama vol zit en even wat ruimte voor zichzelf nodig heeft. Met alle liefde wil hij onze jongste naar bed brengen, maar die heeft nogal eens een eigen wil. Zo ook vandaag. Maar vandaag voel ik me oké, want het is zondag en ik heb voldoende tijd voor mezelf kunnen nemen om te mediteren, te schrijven en muziek te maken. Ik ben dus wel moe, maar niet overprikkeld. Wat een verschil!

Ik loop de trap op. In de badkamer hijs ik mijn kind uit bad, droog zijn tegenspartelende lijf af en probeer ondertussen te reageren op alles wat hij zegt en in zijn enthousiasme steeds herhaalt – anders wordt hij boos ‘omdat ik niet luister‘ en dan ‘moet hij weer helemaal opnieuw beginnen.

Als ik hem droog genoeg vind, leid ik hem aan zijn armpje naar zijn kamer voor stap twee van het ritueel.

Stap twee

Stap twee, de luier…Chips, de luiers zijn op! Dan maar een onderbroekje. Normaal verdraagt hij geen ondergoed, maar hij heeft het er best voor over als hij dan zonder luier mag slapen, want die haat hij ook. Op hoop van zegen dan maar. Gelukkig ligt er een zeil onder zijn molton.

Op naar stap drie van het proces

Huh, stap drie nog maar? Nou ja, het zal wel. Doorrr!

Tegenwoordig doen we niet altijd meer een verhaaltje-voor-het-slapengaan, maar een knuffelbeestengevecht. Veel leuker! En mama is nu eenmaal op haar best als ze lekker kinds mag doen, zo weten ook de kinderen.

Het idee van een knuffelbeestengevecht heeft trouwens een bepaalde reden. Het is gekomen, doordat onze jongste ineens alleen nog maar uit Donald Duck strips voorgelezen wilde worden. En die doet mama niet. Pertinent niet. Want stripboeken zijn niet gemaakt om uit voor te lezen.

Wist je trouwens, dat knuffelbeestengevechten net zo ontspannend zijn als een verhaaltje? Echt, bij mijn kind werkt het zo. Ik weet niet hoe dat precies komt, maar een goeie lachbui helpt soms ook tegen een te vol hoofd, dus wellicht heeft het daar iets mee te maken. Misschien is het zelfs beter dan een verhaaltje dat per slot van rekening ook weer vragen en zorgen op kan roepen in zo’n pril koppie.

Mijn zoontje verschanst zich op zijn hoogslaper en ik inventariseer daaronder mijn munitie

We hebben:

  • Sushi, de levensgrote haai
  • Lammetje, het babyhertje ( Ja, ik weet het)
  • Een smileykussen
  • Een slingeraapje, dat zijn naam in dit verband zeker eer aan zal doen
  • Het knuffelnijlpaardje, gekregen in de corona teststraat
  • Een pandaatje
  • En een geel eendje.

De strijd kan beginnen

Ik spring tevoorschijn en al gauw vliegen de knuffels heen en weer tussen de hoogslaper en mij. Mijn zoontje schatert het uit. Als baby kon hij al zo aanstekelijk lachen, met steeds snellere schaters, waarvan de laatsten bijna zonder geluid. Hij pakt het aapje bij zijn staart en slingert het woest in de rondte. Ik vrees voor mijn leven en duik onder de hoogslaper, maar dat is volgens mijn zoontje tegen de regels. Moet hij nodig zeggen: zelf schuilt hij al de hele tijd onder de dekens! Ik zal hem voor straf eens een goeie haai toeslingeren.

Ineens is het donker

Terwijl Sushi met een snoekduik richting beddengoed gaat, stoot ik per ongeluk met mijn kont tegen de lichtknop en ineens is het donker. Gelukkig komt er nog een klein beetje licht vanuit de gang de kamer binnen.

‘Wat gebeurt er, wat gebeurt er?’ roept mijn zoontje.

‘Niets, ik deed het licht uit.’

‘Waarom dan?’

‘Het ging per ongeluk, met mijn billen.’

‘Doe het weer aan, doe het weer aan.’

‘Hm, dat moet dan eigenlijk ook weer met m’n billen vind ik.’

Ik stationeer mijn kont tegen de muur, ongeveer daar waar ik denk dat de lichtknop zit, en schuif wat op en neer.

Niets.

Ik kijk om en mijn zoontje en ik concluderen samen dat mijn kont niet hoog genoeg zit. Misschien kan ik er net bij als ik spring. Ik houd mijn achterwerk opnieuw tegen de muur en probeer te springen, maar dat lukt niet. Al doende leert men, dus met mijn tweede poging, net iets verder van de muur af, raak ik wel de lichtknop, alleen niet hard genoeg. Ik mik opnieuw terwijl ik onhandig omhoog hups; echt precisiewerk dit!

Mijn zoontje rolt ondertussen om in zijn bed van het lachen. Weer mis, Nog eens. Dan floept even het licht aan, maar het gaat meteen weer uit bij het landen. Dat is nóg grappiger. Na drie ultieme lachstuipen van ons beiden wil ik het bijna opgeven, maar dan is het ineens toch raak. En er is weer licht.

Daarna wil mijn zoontje natuurlijk proberen of hij het ook kan. Het lukt, met zijn schouders dan: uit-aan, uit-aan.

Als hij nou maar niet verwacht dat ik dit voortaan elke avond ga doen.

Op naar de volgende klant: onze dochter.

Ook zij wil het liefst dat ik haar naar bed breng of dat ik op zijn minst de finishing touch doe. Ik moet dan op een bepaalde manier over haar voorhoofd het haar wegstrijken en vlak onder de haargrens een kus geven. En ze wil natuurlijk ook nog even wat nakwebbelen over de dag en over het leven. Daarom neem ik altijd een breiwerkje mee naar boven.

Terwijl dochterlief mij echt alles uitlegt over paarden en pony’s, is mijn man in de kamer naast ons bezig met onze oudste zoon. Die is al groot en hoeft alleen nog maar een finishing avondgebed en een nachtzoen, want de rest kan hij zelf, al moeten we hem tussendoor wel steeds aanmoedigen tot lichte spoed, vooral bij het douchen. Tja, daar heeft mama ook wel eens last van.

Ineens komt de jongste de trap opgelopen.

‘Pap, mama is vergeten om mijn tanden te poetsen!’

‘Oh is het weer zover?’ zegt mijn man. ‘Misschien moeten we dan voor mama ook een keer een stappenlijstje ophangen met wat ze allemaal moet doen als ze jou naar bed brengt.’

‘Sorry!’ roep ik en ik meen er niets van. Je kunt nu eenmaal niet alles hebben.

‘Mam, we moeten voor jou ook een stappenlijstje maken’ papegaait mijn dochter.

‘Dan vergeet ik vast om daarop te kijken’

‘En hoe zorgen we dat je dat niet vergeet?’ Ze hangt over me heen en kijkt plagerig.

‘Ehm…door een aparte picto te maken waarop staat dat ik niet moet vergeten om op de stappenkaart te kijken?’

‘En als je die dan weer vergeet?’  vraagt mijn jongste – hé, is hij nog niet terug naar bed? Ook in zijn ogen staan pretlichtjes.

Mijn kinderen zijn dol op babousjka vragen: een vraag in een vraag in een vraag in een vraag. Ik niet, ik word er gek van. Snel verzin ik een wending:

‘Dan plak ik de kaart wel op mijn billen, nou goed? Kan ik nóg beter mikken op de lichtknop’

Schaterend wordt de jongste fan van mijn high class humor de trap afgeleid om alsnog zijn tanden te poetsen.

Mijn man en ik hebben samen drie kinderen in de basisschoolleeftijd. Ik en de kinderen hebben de diagnose ASS. Over onze zoektocht naar het waarom en het hoe hiervan heb ik een boek geschreven dat pasgeleden is uitgekomen bij Scholten Uitgeverij: Aan mij zie je niets, hoe mijn autisme drievoudig gezegend werd

Vriendelijk besje

‘Zijn jullie besjes aan het zoeken?’

Op het pad naast ons staat een bij de schouders licht gekromde dame met een vriendelijk gerimpeld gezicht. Besjes zoeken? Ze is zelf ook een besje, een oud besje dat vraagt of we besjes aan het zoeken zijn. Is ze dan niet bang voor het coronavirus? Mijn dochtertje en ik staan voorover gebukt in de modder van een perk. We zoeken naar onkruid dat in bloei staat. Er zijn, als je goed kijkt, inderdaad nog steeds kleine bloemetjes te vinden in allerlei kleuren, ook al is het middenin de winter. We willen ze thuis in speciale hars gieten om er natuursieraden van te maken. Ik stap uit het slijk en vertel de vrouw over onze plannen. Ze begint meteen te stralen.

‘Ach, wat leuk nou. Dat deden wij vroeger ook; dingen bedenken om te doen met wat er voorhanden was.’ Ze verplaatst haar blik naar mijn meisje dat ook weer op het pad is komen staan. ‘En jij? Zeker nog steeds niet naar school geweest vandaag? Het is toch wat!’

‘Ze mag maandag misschien weer,’ antwoord ik. Ik weet dat mijn dochter niets zal zeggen, want ze praat niet tegen mensen die ze niet kent. ‘Ik weet nog niet hoe en wat,’ ga ik verder. ‘Daarover moeten we vandaag nog een brief krijgen van school.’

Waarom vertel ik haar dit eigenlijk? Wat heeft dat oude mens er in vredesnaam aan om te weten dat ik met pijn in mijn maag op een hopelijk meevallende brief van school zit te wachten? Zij heeft geen jonge kinderen thuis en ze kent ons niet eens!

Ik kijk naar beneden. Er zit modder aan de zijkant van mijn laars. Dat moet ik er thuis meteen vanaf borstelen; niet vergeten.

‘Ach kind,’ zucht de oude vrouw. ‘De een heeft het moeilijker dan de ander met corona, maar jullie hebben het nog het zwaarst.’  

Ik kijk meteen op. Zou ze dat menen? Ze behoort zelf nota bene tot de risicogroep. De vrouw glimlacht, waarschijnlijk wachtend op mijn reactie. Dan meent ze het dus echt. Maar ik voel me overvallen, niet in staat om spontaan te reageren. Straks verpest ik het. Snel trek ik een veilig antwoord uit de kaartenbak van mijn geheugen, een mooi riedeltje zonder haakjes, maar niet gelogen.

‘Ja…het is ontzettend moeilijk en zwaar,’ zeg ik. ‘En ik vind het ook beangstigend dat zoiets belangrijks als school ineens opzij wordt geschoven en ook daarna nog niet zeker is. Dat doet je wel beseffen hoe ernstig de situatie is.

 De vrouw kijkt van mij naar mijn dochter. ‘Ik moet denken aan toen ik zelf zo klein was als jij. Toen was het oorlog en kwamen er op een dag allemaal Duitsers onze school binnen. Ik kreeg toen vrij van school. Stiekem was ik daar wel blij mee. Maar jij nu niet meer, hè?’

Mijn dochter zegt niets. En ik denk: de oorlog? Ik weet niets te zeggen over de oorlog. Op zoiets ergs kun je nooit voldoende passend reageren.

Stel een aardige vraag, een aardige vraag, dat is altijd goed, zegt mijn innerlijke regiekamer.

‘En u….?’ begin ik.

En u wat? echoot het door mijn brein.

Blijf in het heden, veilig weg van die oorlog, zegt mijn regiekamer.

‘Hoe is het NU met u?’ vraag ik.

‘Ach kind, met mij is het prima, hoor. Ik merk er niet zoveel van. Ik bedenk mijn eigen dingen, brei wat meer dan anders. En ik kan ook nog gewoon boodschappen doen, al gaat het nu een beetje anders…’

Ze kijkt naar haar handen en liefkoost haar zwarte gebreide handschoenen. De liefkozing blijft hangen op de vingertoppen van haar rechterhand. Voelt ze daar een oneffenheid? Ze kijkt er aandachtig naar en vervolgt: ‘Alleen raken deze zo langzamerhand versleten, daar zou ik wel een nieuw paar voor willen uitzoeken in de winkel.’ Ze laat haar handen zakken en zoekt opnieuw mijn blik. ‘Maar dat is niet het belangrijkste, vind je niet?’

Ze knikt nog eens vriendelijk en vervolgt dan haar weg. Het pad heeft een ietwat steile helling, zodat het lijkt alsof ze langzaam opstijgt. Bijna bovenaan draait de vrouw zich nog een keer om: ‘Ja, voor jullie is dit heel erg zwaar. Ik heb oprecht met jullie te doen. Sterkte!’

Ik kijk de vrouw na en probeer ons gesprek van zojuist te vatten in een beeld, om het af te sluiten in mijn hoofd en op een goede plek te bewaren in mijn herinneringen. Als de vrouw uit zicht is, loop ik al peinzend terug naar mijn dochtertje, dat inmiddels naar een ander onkruidperkje is gestept en alweer een handvol onkruid heeft geplukt.

 ‘Dat was een aardige mevrouw,’ zegt ze.

Wees goed voor elkaar en vol medeleven. Ef. 4:32

Leven achter de muur, of er bovenop!

Een muur…daar kun je tegenaan lopen. Maar als het lukt om er bovenop te klimmen, wordt je wereld groter.

De scholen zijn dicht, al zes weken, en niemand weet wanneer ze weer open kunnen en hóe ze dan opengaan. Als de kinderen straks een tijd alleen om de dag naar school mogen, net als na de eerste lockdown, heb ik hier een kind dat zo’n onregelmatig rooster heel slecht trekt. Als autimoeder vrees ik met grote vreze, ook voor de toekomst, hoe het nu verder moet.

Bang zijn, zoiets zinloos als je toch geen invloed hebt op de situatie. Was er maar een knop om die onrustmachine vanbinnen uit te zetten. Kon ik de beugel maar omhoog klappen, uit deze achtbaan stappen en wegrennen uit dit ‘pretpark’. Maar anders dan bij een achtbaan is er nooit een keuzemoment geweest. Deze rit moeten we uitzitten. Wij allemaal, de hele wereld.

Een schoolsluiting hebben we al eens eerder meegemaakt. Toch voelt het anders dan de eerste keer. Toen was er schrik en toen was het tijdelijk. Nu voelt allang niet meer als een nieuwe situatie en als overbruggen. Het voelt meer als afbreken en zien wat er daarna nog over is. En ik heb geleerd om me erbij neer te leggen, omdat er toch niets aan te doen is.

Nee, eigenlijk heb ik me er helemaal niet bij neergelegd. Mijn perspectief is alleen veranderd.

Hapsnapschrijven

Omdat mijn gevoel en perspectief veranderd zijn, pak ik het anders aan dan de eerste keer. Toen probeerde ik zoveel mogelijk alles door te laten gaan: kinderen, school, huishouden, muziek en schrijven, allemaal in hetzelfde tempo als voorheen. Nu lukt dat niet meer. Daarom ben ik tijdelijk gestopt met professioneel fluitspelen. Ik speel nog wel, maar doe het nu hooguit twee á drie keer per week, als ontspanning. Zolang de lockdown voortduurt en vooral zolang de scholen niet open zijn, is het niet anders.

Het gat en het verdriet probeer ik op te vullen met schrijven, want dat kan altijd en overal. Het moet alleen wel op een andere manier dan ik gewend ben. Echt heel anders. Ik moet leren om te schrijven in kleine beetjes tussendoor: hapsnapschrijven noem ik het.

Hapsnapschrijven is een kunst op zich, maar het is nog moeilijker met autistische hersenen. Die zijn er namelijk speciaal op gebouwd om intens te focussen op één ding en om dat dan af te maken. Bij hapsnapschrijven moet ik constant schakelen tussen compleet verschillende zaken en dat vindt mijn hoofd vreselijk. Bij iedere onderbreking, hoe klein ook, kost het frustrerend veel tijd om weer goed in de flow te komen. Nu moet ik leren accepteren dat er elke dag maar een heel klein beetje kan en om desondanks overzicht te houden op wat ik probeer te doen.

Het is best een beetje balen. Gekmakend af en toe. Ronduit deprimerend. Maar je zou ook kunnen zeggen dat ik bezig ben om een nieuwe vaardigheid aan te leren, waardoor ik straks misschien beter met mijn autisme overweg kan.

Mijn coronastatus

Heel erg leuk is het niet. Toch zie ik ook wat voor een gezegend mens ik ben. Want ik ben niet ziek en heb geen familie of vrienden verloren aan corona. Ik woon niet in een arm land waar corona vrij spel heeft en medicijnen onbetaalbaar zijn. De kinderen krijgen nog steeds een vorm van onderwijs, we hebben meer dan voldoende te eten en we hebben het niet koud. En we zijn ook geen bedrijf of baan kwijtgeraakt.

In feite ben ik gewoon bezig met een gedeeltelijke intelligente harde carrière switch, gecombineerd met thuismoederschap en specialistische huiswerkbegeleiding. Dat is geen slechte status in coronatijd.

Slow and steady wins the race

Zonder gekheid: ik ben nog steeds schrijver, ondanks alles. Hooguit ontbreekt het soms aan inspiratie, omdat het leven al veel te lang on hold is. En natuurlijk is het lastig om te schrijven terwijl je huiswerk nakijkt en uploadt, extra taken uitprint, met dienbladen in de weer bent, reken- en taalknopen ontwart, peptalk doet, snotterende kindertranen afdroogt en her en der probeert te strooien met wat extra gezelligheid.

Maar elke goede zin op papier geeft weer goede zin aan de schrijver.

Slow and steady wins the race.

Doe waar je hart ligt

Dit was een kleine inkijk in mijn persoonlijke strategie om mijn hoofd bij elkaar te houden. Of ik het op mijn manier goed aanpak, weet ik niet. Maar wat ik jou ermee wil zeggen is dit:

Hoe beperkt je ook bent, om wat voor reden dan ook: blijf doen waar je hart ligt, ook al zie je niet direct resultaat. Autisme is soms behoorlijk lastig, maar vasthoudendheid is een groot autistisch talent. Vindingrijkheid en outside the box denken ook. Als je (tijdelijk) niet (meer) kunt doen wat je leuk vindt, leer dan iets nieuws, maakt niet uit wat. En als je iets leuk vindt, is het goed genoeg om er serieus werk van te maken, op welk niveau dan ook.

De muren van Jericho

Mensen hebben hoop en perspectief nodig om in beweging te komen. We hebben het nodig om te dromen en te fantaseren. Niemand gedijt door alleen maar te gedijen. Dat lukt alleen maar tijdelijk, voor een korte periode.

Het is niet makkelijk om deze moeilijke en slepende tijd vol te houden, ook voor mij niet, zelfs niet door te schrijven en af en toe een beetje fluit te spelen. Schrijven is soms een eenzaam en droevig beroep en een half uurtje fluit spelen zet geen zoden aan de dijk. Het is een zwijgend omtrekken van de dikke muren van Jericho, steeds hetzelfde rondje en dan niets. Elke dag opnieuw.

Maar…

God beloofde dat Hij op een zekere dag de muren van Jericho  zou laten instorten en dat heeft Hij ook gedaan. Ik geloof daarom dat er ook aan deze tijd een eind komt en dat er dan ruimte komt voor iets nieuws, iets anders, ook al kan ik me er niets concreets bij voorstellen.

Wat zullen we straks aantreffen achter die omgevallen muren? Vrijheid en kracht om weer op te bloeien? Of zullen er ook weer nieuwe muren zijn?

Ja, er komen denk ik altijd weer nieuwe muren.

Zullen dat dan muren zijn om gedesillusioneerd achter te schuilen…of muren om bovenop te klimmen en verder te kijken dan mijn eigen blik reikt, omdat ik geloof in meer dan ik kan zien?

‘God kan oneindig veel meer voor ons doen dan wij ooit kunnen bidden of beseffen’

Ef. 3:20

Meer lezen?

Blader dan eens door het menu van deze blogpage of zoek op categorie naar blogs die ik eerder heb geschreven. Je kunt je ook kosteloos inschrijven om automatisch een seintje te krijgen als ik weer iets nieuws heb gepost of je kunt de pagina van Zo kun je ’t ook zien volgen op facebook.

Afgelopen september is mijn autobiografie ‘Aan mij zie je niets’ uitgekomen bij Scholten Uitgeverij. Het ligt in de boekhandels en kan ook online besteld worden.

Delen mag. En leuk als je een berichtje of reactie achterlaat!