Goede voornemens…zinvol?

Versierde kerstboom
Nog een paar dagen…

Lieve kerstboom…

…het ging al niet zo goed met je zonder wortels, maar straks mag je verder sterven op straat, ontdaan van alle onzin waarmee we je hebben volgehangen. Een paar weken terug was je nog enkele tientjes waard. Nu zullen kinderen je voor een halve euro wegslepen en dan is het weer gedaan met kerst.

Op naar een nieuw jaar

Tijd om de rekening op te maken en vooruit te denken, dus komen de goede voornemens weer van zolder, elk jaar weer dezelfde, alleen steeds weer een beetje anders verdeeld per deelnemend hoofd van de bevolking. Fascinerend, want  iedereen weet heus wel dat goede voornemens per 1 januari statistisch gezien een verwaarloosbare kans van slagen hebben, en toch…

Nieuw jaar, nieuwe kansen

Ik heb nooit iets met goede voornemens rond de jaarwisseling gehad, hooguit een ongrijpbaar fin-de-siècle gevoel.

Maar dit jaar doe ik wel mee. Al was het maar omdat ik het eerste deel van het verzinnen van een goed voornemen zo nuttig vind: namelijk het opmaken van de rekening. Om te weten wat je het komende jaar beter wilt doen, moet je namelijk eerst bedenken wat je dit jaar dan allemaal hebt gewild en ook nog hebt bereikt of niet. En dat geeft iets onbetaalbaars, namelijk inzicht.

Meer mensen zouden meer aandacht moeten besteden aan het terugkijken op hun afgelopen jaar, vind ik. Worden ze betere mensen van.

En misschien lukt het ze dan als extraatje eindelijk ook eens echt om te stoppen met roken, te veel drinken, te veel spullen kopen, te veel eten, te weinig eten, te weinig bewegen, te veel willen doen en teveel aan zichzelf denken, etc.

Nee, geen vingertje. Ik heb het net zo goed over mezelf, met andere dingen dan…

Dus, lieve kerstboom…

…vraag ik me af hoe het jouw opvolger zal vergaan. Zullen er volgend jaar meer of minder kerstbomen sterven?  Zullen er meer of minder autistische mensen overprikkeld raken van je glinsterende lampjes en afvallende naalden op de vloer?  Zal kerst eindelijk meer inhoud dan opsmuk krijgen, misschien zonder boom, maar wel met wortels, met toekomstperspectief?

En dan toch maar een kunstboom in plaats van jou? Nee. Ik haat nep. En tweeledigheid haat ik ook. Het is het één…of het ander. Wel of geen boom.

De rekening opmaken

Allereerst…

…weet ik op dit moment  iets minder dan anderhalf jaar officieel, dat wil zeggen: met handtekening van een psychiater, dat ik autistisch ben. Vorig jaar om deze tijd rondde ik de kickstart van de psycho-educatie omtrent mijn autisme af. Kickstart, want net als iedereen, heb ik een leven lang nodig om mezelf te ontwikkelen. Het afgelopen jaar heb ik daar ongelooflijk mijn best voor gedaan, wat niet meeviel vanwege het sterk energieabsorberende vermogen van mijn gezin. En dan nog rekening proberen te houden met manlief die op zijn beurt zijn best deed om rekening te houden met de kinderen en met mij.

Moet ik onszelf een cijfer geven?

Nee. Dit is niet in cijfers te vatten. Cijfers genereren concurrentie en ik haat concurrentie, want van concurrentie komt vergelijken en miskennen. Ik waardeer mezelf en ieder ander liever binnen ieders eigen persoonlijke kaders en dat zijn wat mij betreft de kaders van onze gemeenschappelijke Maker.

Gelukkig kijkt Hij met heel andere ogen dan de maatschappij en heeft Hij iedereen zijn persoonlijke unieke mix meegegeven en een eigen bestemming. Concurrentie bestaat niet in het woordenboek van God. Niet Hij, maar wij hebben concurrentie uitgedacht als selectiemechanisme om ergens bij te mogen horen.

Ja, lieve kerstboom,…

…alles heeft een eigen plek en een eigen bestemming. Was jij dan gemaakt om ons kerstfeest op te pimpen of had je eigenlijk ergens in een besneeuwd bos moeten staan?

Mijn schoonouders hebben een kerstboom met kluit, al drie jaar. Elk jaar graven ze hem met pot en al op uit de tuin. Na de kerst krijgt hij een grotere pot cadeau en dan gaat hij weer de grond in. Navolgenswaardig. Of is het toch een bonsaiboomachtige miskenning van jullie ware natuur?

Wat vind jij, kerstboom?

Muziek

Ik had het afgelopen jaar leuke concerten met mijn pianiste samen en ook met wat nieuwe muzikale gezelschappen. Je kunt nu toch wel zeggen dat mijn muzikale netwerk gestaag groeit. Ik ben blij en ik huil. Ik ben blij omdat ik als ik muziek maak voor even niet afwijkend ben, net als wanneer ik schrijf. Ik huil omdat het me tegenvalt hoe overprikkeld ik daarna ben en hoe ik dan merk dat mijn reserves nog steeds niet op peil zijn.

Maar het is al veel beter dan het was, want vroeger voelde ik me zo bijna elke dag.

Die ene auditie-was het twee jaar geleden? -voor een orkest, die kans die life changing had moeten zijn maar die ik te vroeg nam en die ik toen heb verpest. Ik was al leeggelopen op de reis erheen en ook door het lange wachten op mijn beurt in een ijskoude ruimte vol nerveuze mensen. Dát zou ik nu toch heel anders doen. Nu weet ik veel beter hoe ik me op prikkelrijke situaties moet voorbereiden.

Niet helemaal een kans gemist dus.

Deze decemberconcerten waren geweldig. Ik heb genoten en ik ben al meteen weer geboekt voor volgend jaar.  Dus vind ik dit ook een goed voornemen: actief netwerken voor meer concerten. Niet meer bang zijn dat het niet kan met ons gezin, dat er al genoeg fluitisten zijn, dat ik te arm aan connecties ben. Ik ben goed genoeg, ik heb mijn talent niet voor niets gekregen, ik ben een doorzetter en ik ben loyaal.

Niet meer bang zijn voor anderen met betere voorwaarden? Dat heet angst voor concurrentie. Weet je wat mijn enige echte allesoverkoepelende goede voornemen is?  Niet meer bezig zijn met de overweldigende concurrentiestrijd en me daardoor laten ontmoedigen. Ik schaf de concurrentie gewoon eigenhandig af. In mijn eentje weliswaar, maar een betere wereld begint bij jezelf, of misschien zelfs wel in jezelf, van binnen.

Zo kun je ’t ook zien

En ik ga door met mijn blog. Niet bang zijn voor concurrentie. Ja, er zijn al belachelijk veel blogs. Maar die van mij is anders. Als ik het hart van één mens kan raken en bemoedigen is het voor mij al de moeite waard geweest.

Dit jaar komt mijn boek uit, over hoe ik opgroeide zonder dat ik wist dat ik autistisch was en over hoe nu mijn kinderen heel anders opgroeien met hun autisme. Het boek komt er pas in september en dat duurt tergend lang. Maandenlang mezelf opvreten van spanning, want wat zal er door het uitkomen van mijn boek veranderen? Zal ik er daardoor weer een beetje meer bij gaan horen, doordat ik bijvoorbeeld lezingen zal gaan geven over mijn boek?

Ik hoop nergens op, dan valt het ook niet tegen. Er zijn al zoveel autisten die een boek hebben geschreven. Bij God bestaat er geen concurrentie, maar in de wereld helaas wel. Zouden de mensen begrijpen dat mijn boek nog niet eerder geschreven is of zou de markt al verzadigd zijn?

Nee! Ik zou me niet meer laten leiden door concurrentiegedachten. Als er straks één iemand gered wordt van een verscheurd bestaan doordat hij zich herkent in mijn boek, is ook het schrijven van mijn boek en het wachten op de publicatie meer dan de moeite waard geweest.

Weet je wat? Ik ga het komende jaar gewoon nóg een boek schrijven. Ik weet niet of het dit jaar af komt, maar ik kan er op zijn minst een goed begin mee maken.

Rust zacht, lieve kerstboom

Sorry voor alles. Ik had je veel mooier gevonden zonder opsmuk en met je wortels in de voedzame klei, ergens in het bos.

Voor nu hef ik het glas op jouw lege takken en op het in mezelf afschaffen van de concurrentie.

En jij?

Wat zijn jouw verwachtingen en voornemens voor het nieuwe jaar?

Wat je ook hoopt of verwacht en of dat zal lukken in 2020 of niet: Ik wens je Gods zegen toe, dat je in Hem tot je bestemming mag komen en dat je zijn vrede mag ervaren van binnen!

Kerstmuziek

dwarsfluit en een kersttak

Al tijdens het allereerste Kerstfeest in de wereldgeschiedenis gaf een overweldigend engelenkoor een groots openluchtconcert in de hemelzaal. De herdertjes, die tot dat moment nietsvermoedend bij nachte lagen, wisten vast niet wat ze overkwam!

Zoiets kan door menselijke stemmen en aardse snaren natuurlijk niet geëvenaard worden, maar we doen sindsdien wel elk jaar goede pogingen, waardoor Kerst en Muziek altijd goede vrienden van elkaar zijn gebleven.

Moderne minstrelen

Muziek heeft hierdoor een speciale relatie met kerkelijke hoogtepunten en is dus min of meer seizoensarbeid met een piek in december en nog één rond Pasen. Tussendoor zien de meeste zzp musici elkaar alleen op social media. Je zou dus wel kunnen zeggen dat wij hedendaagse minstrelen zijn. Wij trekken van plek naar plek om mensen te prikkelen voor wat echt belangrijk is en om zere harten te omzwachtelen met welluidendheid.

Ik ontdekte afgelopen weekend dat ikzelf weliswaar hedendaags ben, maar niet zo modern.

Zo zat ik zaterdagochtend als eerste met mijn dwarsfluit in mijn handen klaar voor de repetitie in een sfeervol kerkje, toen de andere musici één voor één binnen kwamen druppelen. Met ongemak constateerde ik dat ik de enige was met een zware brede lessenaar voor mijn neus met daarop een stapel aan elkaar geplakte vellen papier ter grootte van een dubbele A4. De anderen haalden allemaal een kien zwart schermpje te voorschijn en schoven die op een gesofisticeerde houder.

Ik voelde me analoog en gedateerd.

De hoboïste gaf geduldig antwoord op mijn ontredderde vragen over mijn diepste angsten ten aanzien van apparaten die stuk kunnen gaan, die uit kunnen vallen, die vast kunnen lopen… Alles wist ze technisch waterdicht aan te smeren en tegen de tijd dat ze begon over dat je alleen niet moet vergeten om hem op tijd op te laden, was ik volledig om naar de ganzenveer.

De mens zelf toont zich al met grote regelmaat onbetrouwbaar, dus wat verwacht je dan van de gedigitaliseerde replica van zijn-

Opletten!

De dirigent gaf aanwijzingen en tikte af. Ik krabbelde met een in houten omhulsel gestoken grafietstaaf een snelle hiëroglief op mijn papyrus, terwijl de hoboïste op haar scherm naar de juiste bewerkingstool bleef swypen. De nog altijd analoge dirigent was niet ingesteld op de extra benodigde apptijd en noodgedwongen sloeg zij de informatie dus maar zo lang op in een zijlob van haar prefrontale cortex.

Ik deed alsof ik het niet zag, want zo ben ik.

Na de repetitie had ik drie uur niets.

Naar huis gaan had geen zin, ik moest die uren ergens zien te overbruggen. Maar waar? Een museum, een bieb, een vergadercafé?  

‘Oh, die vind je wel daar en daar in die en die stad,’ zeiden mijn collega’s, terwijl ze doorgingen met het opruimen van hun snaren, strijkstokken, stemapparaten, rieten, lessenaars en bladmuziek ….eh nee…dat laatste dus niet.

‘Die vind je wel.’

Ja vast!

Moest ik het nog proberen uit te leggen? Iemand vragen om iets concreets, iets dat zeker weten open was, met straat en huisnummer en liefst met interactieve satelietfoto, zodat ik per stoeptegel kon zien hoe het eruit zag en waar ik mijn auto kon parkeren, plus een tweede en derde optie voor als die parkeerplek bezet mocht blijken te zijn?

Ik was een buitenlander, een alien, een hunebedbewoner.

Aardige collega

Een violistische collega zag me aarzelen en nodigde me uit bij haar thuis voor de lunch. Ik kende haar niet, maar een prikkelbesparende middag zat er toch al niet meer in en van rondjes dwalen in de auto zou ik zeker niet opknappen, dus: Ja heel graag! Ze woonde ‘om de hoek’, voor zover dat mogelijk is in een volmaakt lintdorp, in een bovenwoning, samen met haar man en hun peutertje.

Ik hou erg van gezelligheid, maar in mijn hart vreesde ik voor de tol die ik moest betalen voor deze onverwachte langdurige sociale interactie. Absoluut de moeite waard, dat zeker, maar ik had vanavond nog wel een concert te spelen in een andere kerk. Van de zenuwen ging ik praten, veel meer dan ik wilde. Over muziek, want daar kende ik haar tenslotte van. Zij, en ook haar man, vonden muziek inderdaad leuk, dus gelukkig lukte het om het gesprek wederkerig te houden.

Een stil punt voor mij.

Bijzonder kindje

Met verbazing keek ik ondertussen naar hun kindje van anderhalf jaar oud. Ik zag het meteen: dit kindje gedroeg zich volkomen anders dan mijn kindjes vroeger. Ik zag het ventje spelen met speelgoed, steeds weer met iets anders en niet de hele tijd in een hoekje met hetzelfde. Hij drentelde ook niet doelloos rond, hing niet constant aan zijn moeder voor vermaak. Hij jengelde niet en trok zijn moeder ook niet steeds mee aan haar hand naar iets dat hij wilde. Hij brabbelde tegen me en keek meteen vol verwachting om als iemand zijn naam zei, zijn gezichtje vol expressie.

Hij heette Chris (niet zijn echte naam).

Nooit eerder was ik me zo bewust van het verschil met hoe het bij ons thuis was en nog steeds is. Ik keek van de ene ouder naar de ander, maar ze leken totaal niet door te hebben hoe bijzonder dit was. En ik liet het ook maar zo.

Dankjewel, lieve kleine Chris; je hebt me iets geleerd, dacht ik, toen ik later weer in mijn auto stapte.

Knoppen om

Die middag had ik een repetitie en aansluitend een concert met andere collega’s, in een ander dorp, met een andere dirigent, andere muziek. Alle knoppen moesten om.

Deze regio was kennelijk nog niet getroffen door de digitaliseringspest, want nu speelden we wel allemaal gewoon van blad. Ik zat naast een andere hoboïste, eentje waar ik zelf om had gevraagd, want ik vind haar aardig. Ik had er echt naar uitgekeken om weer eens met haar samen te spelen.

Maar…

Tijdens de repetitie voelde ik mijn opgezwollen slapen, mijn brandende ogen en beet ik de binnenkant van mijn wangen stuk. Ik hield zoveel mogelijk mijn I’m ok- glimlach op mijn gezicht en bij elk oogcontact probeerde ik me verbonden te voelen, maar ondertussen vertelde ik me steeds vaker in de lege maten. De hoboïste bood me collegiaal dekking en ik dacht: zou er ook een tablet bestaan met ingebouwde lege maten teller?

Dan wil ik er misschien toch wel ooit zo een…

En wat doe jij ?

Van nieuwe collega’s ontmoeten komen gesprekken in de pauze. Over wat doe jij en zo. Altijd wat ongemakkelijk, maar met de kleine Chris vers in mijn gedachten durfde ik wel. Toen het mijn beurt was zei ik het, zelfs zonder rood te worden:

‘Ik heb drie autistische kinderen en daar ga ik helemaal voor. Daarom verdient mijn man de kost en ben ik thuis. Af en toe heb ik een concert. En ik schrijf.’

Het klonk niet raar, aanstellerig of laks. En ik hoefde niet eens te onthullen dat ik zelf…o jee…ook autistisch ben…om zo mijn keuze te rechtvaardigen voor anderen. Ik keek niet op, maar voelde dat ik goedkeurende knikken kreeg toebedeeld.

Het gesprek ging verder langs de tafel. Ik wilde ook horen wat de anderen deden en waar ze vandaan kwamen, maar de kantine liep steeds voller en het geroezemoes drong zich op. Ik maakte me zorgen. Misschien kon ik maar beter een rustige plek opzoeken. Maar wat als ik in het donker de kerk niet meer zou kunnen vinden? Nee, natuurlijk zou ik die wel vinden, zo dichtbij…

De hoboïste zei: ‘Ik ga me alvast omkleden in de kerk. Kom je mee?’

De eindsprint

Al mijn focus ging daarna verder naar het concert, heerlijk doen waar ik goed in ben. Als een droom vloog het voorbij.

Er volgden bloemen, complimenten, tot-ooit-een-volgende-keer-knuffels. En toen was het klaar. Ik had geen zin om me weer om te kleden in mijn normale kleding. Ik wilde naar huis, douchen en meteen in m’n pyjama. In mijn ritselende lange concertjurk liet ik mezelf in de auto zakken.

37 minuten gaf de routeplanner aan.

Aangekomen bleef ik nog heel even in de auto voor de deur zitten. Ik had onderweg steeds meer concentratie moeten opbrengen om geen afslagen te missen. Stuur recht houden. Niet afzakken naar  80 waar je 120 mag. Het was gelukkig niet druk geweest op de weg, maar ik wist dat ik aan mijn grens zat. Nu was ik mezelf aan het voorbereiden op de overgang van buiten naar binnen, thuis.

Het ging wel, besloot ik.

Mijn man deed open en tegen mijn eigen verwachting in viel ik meteen in tranen in zijn armen.

Waarom?

Ik moest naar boven, met alles nog aan mijn lijf, jas schoenen, tassen, dwarsfluit. Het maakte niet uit. In de badkamer alles uitgooien en meteen onder de warme straal. Warmte in mijn lijf. Bijkomen. Morgen verder zien. 

Maar het was oké.

Het gaf niets, want ik had het ondertussen wel mooi geflikt. Twee repetities, een visite en een concert, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat van huis, overal zelf naartoe gegaan met de auto en maar één keer verkeerd gereden.

Interessante mensen ontmoet en plezier met ze gehad.

Ik had zelfs gewoon durven zeggen wat ik voor ‘werk’ ik eigenlijk echt doe en had me toch een volwaardige fluitiste gevoeld.

Niet eens zo heel anders dan de andere musici.

Meer!

Dit was een doodnormale, voor mij buitengewone, dag. En ik ga meer van zulke dagen doen, want ik heb nu gezien dat het weer kan. Volgende week heb ik ook een repetitie en een concert staan…en dan weer een tijdje niets, tot aan de volgende piek.

Eigenlijk snap ik wel waarom ik bij thuiskomst heel even huilde.

En het is oké.

‘God heeft zijn kinderen niet een geest van lafhartigheid gegeven, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid. Ik hoef me er daarom niet voor te schamen om te getuigen welke bijzondere taak de Heer mij heeft toevertrouwd, ook al lijkt het maar beperkt. Ik maak deel uit van Gods liefde en deel daarvan naar beste kunnen uit, in de omstandigheden waarin ik leef. En dat is goed genoeg.’ – Interpretatie naar 2 Tim 1:7-8.

Lees ook: Muziek als muggendans, Samen sta je sterk, Autisme en verandering, nou en?, Autisme in een notendop, Volgend najaar komt mijn boek uit!

Niets meer missen? Schrijf je dan hiernaast of hieronder anoniem in voor deze blog. Verder zou ik het leuk vinden als je een reactie of bericht achterliet en natuurlijk mag je deze site delen!

Muziek als muggendans

Notenschrift dat eruit ziet als een zwerm dansende mugjes

Als ik muziek maak voel ik me niet anders of eenzaam

Ik mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een huiskamerconcert voor een goed doel, samen met mijn pianiste. Er waren nog meer musici die meededen en dat was fijn. Musici zijn namelijk aparte mensen, net als schrijvers en net als alle gepassioneerde kunstenaars. Als ik muziek maak voel ik me voor even niet meer eenzaam of anders. Muziek verbindt.

Vlak voor ik op ging wenste een kindtalentje met een driekwart viool in haar armen me succes. Dat was lief en het gaf me zin en moed. Ik heb heerlijk ontspannen gespeeld en toen ik met een daverend applaus weer terug kwam ontmoette ik warme collegiale blikken. Tevreden ging ik tussen de andere musici op het balkon achter de huiskamer zitten.

Een veelkleurig gezelschap omringde mij

Mijn pianiste, links naast me, had voor de gelegenheid het stemmige zwart van haar lievelingsconcertjurk opgewaardeerd met een fleurige omslagdoek en wiegde zacht mee met de uitvoering die op dat moment vanaf het podium klonk. Aan de andere kant naast mij zat een helderrood  gestifte operazangeres in bijpassende cocktailjurk. Achter haar  een herintredende pianiste die vanwege haar door moederschap veroorzaakte non-actieve status nogal nerveus deed.  Ik ken dat gevoel en sloeg elke onzekere uitlating van haar als een volleerd tennisster  terug door haar vooral veel speelplezier te wensen straks. Het is niet anders. Mijn pianiste en ik zijn er na onze conservatoriumstudie ook jaren uit geweest door zwangere buiken, zogende borsten en dreinende peuters. Nu kan het weer, maar het is nog steeds niet helemaal vanzelfsprekend.

Mijn blik bleef rusten op het kindtalentje in haar snoepkleurige zomerjurk en haar witte ballerina’s met pareltjes om de hak. Ze zat helemaal voorover gebogen en haar lange haar viel als een donker gordijn naar beneden. Onder het gordijn stak een slank armpje uit dat onophoudelijk pulkte en krabte  aan een muggenbult in één van de geparelde schoentjes.

Samengeparelde jeugd en belofte, die nonchalant zat te krabben aan een muggenbeet. Ik kon mijn blik er nauwelijks vanaf houden.

De muggendans

Wij, de andere vakmusici, zijn door de jeugd ingehaalde laatbloeiers. De muziekwereld  is net een muggendans. We dansen in een grote zwarte wolk om elkaar heen in de damp van de naderende avond, vol verwachting. We willen graag bijzonder zijn, maar dat wil iedereen en we zijn met teveel om ons van elkaar te kunnen onderscheiden. Ik had de muggendans willen ontvluchten, maar daarin slaagt maar een enkeling puur en alleen op talent.

En hoe het ook kan

Tot slot was de roodgestifte zangeres aan de beurt voor haar optreden en even later flaneerde ze in de rol van femme fatale als Carmen uit de opera van Bizet door de zaal. Ook zij is moeder van drie, wist ik. En ook dat ze niet zingt in internationale topzalen. Toch klonk het prachtig en zelfverzekerd. Verleidelijk lonkte ze het publiek naar zich toe met haar kersenrode mezzostem en acteertalent. Iedereen was geraakt, iedereen werd vermaakt.

Ik was verbijsterd. 

Ze was het gewend, vertelde ze, om voor haar werk op treden in bijvoorbeeld huiskamers met klein maar dankbaar publiek, meestal met een beperking of handicap. Inderdaad geen topzalen, maar ook geen muggendans meer. Een droombaan, zo verzekerde ze ons allen. Meer had ze niet nodig.

Ik geloof haar.