Dit waargebeurde verhaal heb ik ingezonden voor de Debutantenwedstrijd van dit jaar. Helaas ben ik er niet mee op de longlist gekomen.
Met elke stap groeide de stenen bocht weer aan en leek ze niet verder te zijn gekomen.
Ze werd er draaierig van, ook omdat ze steeds sneller ging lopen. Straks was iedereen alsnog vertrokken zonder haar. Zouden de oude Romeinen haar nu vanuit de onderwereld aan het uitlachen zijn? Ze zat gevangen in een cirkel om hun gebouw van brood en spelen heen, een cirkel zo groot dat je niet kon zien waar je was of waar je heen ging. Ze was een rat die vluchtte voor de pijn van de klem die zich reeds aan haar had vastgebeten.
Misschien wachtte de groep nog ergens op haar.
Misschien. Ze haatte onzekerheid, maar eigenlijk was daardoor alles op dit moment juist nog goed. Onzekerheid heeft een hart vol genade, zoals ook eenzaamheid pas echt ontstaat wanneer je om je heen kijkt en ziet dat je daadwerkelijk alleen gelaten bent. Ze wilde de groep terugvinden en tegelijkertijd wilde ze voor altijd in die meedogenloze maar veilige cirkel blijven. Eigenlijk wilde ze normaal zijn. Ze wilde, net als de anderen, gezien worden. En gemist als ze ontbrak.
Ronde vormen vertekenen, je verkijkt je gemakkelijk op hun omtrek, vanuit de ruimte een stip, op de grond meer dan een kilometer. Hoe had ze ooit zo stom kunnen zijn? Natuurlijk kon je niet in een paar minuten om het Colosseum heen lopen. Ze struikelde, klapte tegen de muur aan, hijgde even uit en hinkrende toen verder, haar blik alsmaar op die in tegengestelde richting meebewegende ronde wand in de hoop dat daarachter toch nog een bekende tevoorschijn zou komen.
Plotseling hield het tollen op en voor haar ontvouwde zich het plein, met de entree. Zoals vacuüm gezogen koffie naar lucht snakt als je het pak stuk knipt, zo zoog haar brein het beeld ongefilterd in zich op. Ze raakte los van zichzelf en van bovenaf keek ze neer op het slungelige blonde meisje dat daar stond als bevroren. Ze wilde zichzelf iets toeroepen. In plaats daarvan schreeuwden de lege tegels haar in het gezicht: doe iets!
Ze landde terug in zichzelf en de waarheid viel in stukjes op zijn plek.
Als een schildpad voelde ze zich uit haar huls gerukt, verraden om hoe ze was, kinderlijk en traag. Altijd had ze een ander nodig om zich aan vast te klampen. En nu? De oudheid joelde haar vanuit de ruïne uit, beide duimen omlaag. Ze had geen recht op bestaan en toch was ze er.
Een eindje bij de entree vandaan ging ze zitten om beter na te denken. Had ze een fout gemaakt? Hoe was het ook alweer precies gegaan?
Bij aankomst bij het Colosseum, was ze achter een paar klasgenoten aan naar binnen gelopen. Ze had ernaar uitgekeken, maar het was meteen een teleurstelling geweest, alles kapot en kaal. Slechts een paar marmeren platen gaven nog wat zitplaatsen aan en de bezoekers hadden zich daar staan verdringen. Even was ze de groep uit het oog verloren om over de lege arena beneden uit te kijken. Hoewel die kleiner had geleken dan ze zich had voorgesteld, had een tastbare angst haar aangegrepen, alsof er elk moment nog een leeuw uit de keldergangen op kon duiken om haar te voegen bij zijn slachtoffers uit de oudheid.
Ze had het pas gemerkt, toen er niemand meer binnen was.
Ze was meteen naar buiten gevlucht, maar bij de ingang was ook niemand meer. Iedereen was weggegaan. Het had niet echt geleken, alsof ze plotseling waren verdampt en elk moment weer konden neerslaan op de tegels. Was het een grap? Ze had op haar horloge gekeken en wist het zeker: zij had op tijd op de afgesproken plek gestaan, hooguit een paar minuutjes later. Waar waren ze zo snel heen gegaan? Enkele klasgenoten had ze erover horen praten, dat ze om het Colosseum heen wilden gaan lopen.
En nu was ze zeker te laat.
Uit haar tas haalde ze het programmaboekje. Het was omgevouwen bij vandaag en ondanks haar trillende handen sprong het woord ‘metro’ eruit. Ze zouden hierna met de metro verder gaan, naar een plek buiten de stad, herinnerde ze zich. Een mooie plek met oude Romeinse villa’s. Tivoli. Maar dan moesten ze nu wel gemerkt hebben dat ze een kaartje over hadden! Iemand van de leraren was nu vast onderweg om haar te zoeken. Welke kant was de metro op? Ze stond op, liet de duizelige sterretjes zakken en draaide toen langzaam om haar as, de omgeving scannend op bordjes, trappen, een bekend zoekend gezicht.
Niemand.
Het duurde inmiddels veel te lang nu.
Ze begon te lopen. Een paar jongens schreeuwden haar na. Liep ze ergens waar het niet mocht? Ze huilde en zette snel haar zonnebril op. Er zat iets in haar zak, het papiertje met het adres van het hotel. Er stond tussen haakjes bij dat het in de buurt van het busstation was. Het busstation, dat moest niet te moeilijk zijn. Ze keek in de richting vanwaar ze vanochtend waren gekomen, maar herkende niets. Misschien kon ze een bus nemen, steeds een andere bus desnoods, net zo lang tot er één het station aandeed. Er was een bushalte verderop. Hoe werkte het? Waar kon ze een kaartje kopen? Ze liep erheen, wachtte en observeerde wat de passagiers deden. Er reden twee overvolle bussen voorbij zonder te stoppen. Een goed teken, want volle bussen gaan naar belangrijke plekken, zoals stations. Eindelijk stopte er een bus, maar de mannen die erin stonden begonnen hard op de ruiten te slaan. Naar haar? Ze deinsde achteruit, draaide zich om en maakte dat ze weer op het plein kwam.
Voor haar, aan de overkant van een weg, zag ze groen met bomen.
Een park. Daar zou de chaos uiteen vallen en zou ze kunnen bedenken wat ze verder nog kon doen om terug bij het hotel te komen. Vanmorgen waren ze ook langs allemaal bomen en perken gelopen; was dit misschien hetzelfde park? Ze rolde het papiertje op en vouwde hem weer uit, rolde hem op en vouwde hem uit. Ze kon het voor de zekerheid maar beter aan iemand vragen.
Er zaten oude mannen op een bankje onder een kromgegroeide boom, naast de ingang. Had ze die al eens eerder gezien? Herkenden de mannen haar? Ze vroegen haar iets, maar ze liep snel door naar binnen. Twee paden verderop stond ze stil. Alles leek hier op elkaar, nog een stap verder en ze zou niet meer weten waar ze was. Achter haar was het enige wat ze op dit moment nog wel herkende: het vervloekte Colosseum. Weer vergat ze de oude mannen te groeten.
Terug op het plein, alweer, klampte ze een vrouw aan. Een man. Glazige blikken kleefden aan het papiertje dat ze hun voorhield. Het was nu voor iedereen duidelijk dat ze hulpeloos was en ze deed ook geen enkele moeite meer om het te verbergen. Een grijsbehaarde man met een grote camera kwam tegenover haar staan. ‘Can I help you?’ Ze gaf hem het papiertje.
Twee Italiaanse politieagenten leverden haar tegen de middag af bij het hotel. Ze was gered. Vlinderlicht ging ze met hen de veilige cocon van het hotel binnen, de bekende roodbeklede trappen op en de zware deuren door naar de receptie. Er was voor haar gebeld, heel vaak, zeiden ze daar. Dus ze hadden haar toch wel gemist en zich ook nog echte zorgen om haar gemaakt? Er waren duidelijke instructies: ze moest binnen blijven, op haar kamer. De docenten zouden vanavond terugkomen.
Vanavond.
Op haar bed telde ze de minuten van een uur en meer.
Ze schreef zich leeg in haar dagboek, probeerde te slapen en kreeg tenslotte honger. De zon en de straatgeluiden nodigden haar uit: toe maar, ze zien heus niets aan je. Jij mag toch ook wel iets leuks doen? Maar de afspraak was binnen blijven en binnen was het veilig.
Zonneschijn. Honger.
Ze waagde zich buiten haar kamer, gaf de sleutel af, ging de zware deur door en liep naar beneden. Heel even maar. Buiten markeerde ze herkenningspunten met haar ogen. Het papiertje zat opgeborgen in haar kontzak. Ze voelde zich zoals iedere andere toerist, vrij, alsof er niets was gebeurd.
Nadat ze had geluncht, liep er een Italiaan achter haar aan. Eerst negeerde ze hem, maar dat hielp niet. Hij mocht niet merken dat ze bang was. Ze was niet echt alleen, want de klas kon elk moment terugkomen, zei ze. Hij bood haar een colaatje aan, omdat ze zo mooi was. Eén colaatje maar: Italiaanse gastvrijheid. Verward liep ze mee een café in. Waar bleef de klas nu? Ze dronk zo snel mogelijk, want de afspraak was één cola, geen twee. Toen de man aan de bar stond af te rekenen, goot ze de laatste bijtende slok in haar keel en rende naar buiten.
Aan de overkant was het hotel, maar hij had haar al gevonden voor ze daar was.
Hij wel.
Hoe dit nu afloopt?? Spannend geschreven Bianca. Vreselijk de weg kwijt in een ander land terwijl de groep zomaar verder is gegaan. Zo verloren en alleen..
Hoi Anne,
Dankjewel! Ja dat was wel wat. Een mengeling van verwarring, schuldgevoel, angst, eenzaamheid. Als ik het nu teruglees door de ogen van een volwassen moeder, denk ik vooral: onbegrijpelijk en schandalig dat het heeft kunnen gebeuren. Het verhaal eindigt met een cliffhanger als climax van al die verlaten gevoelens samen, maar ik kan je ter geruststelling wel verklappen dat het meisje haar belager uiteindelijk heeft weten af te schrikken door hard te gaan schreeuwen. Gelukkig wel, maar of het daarmee zonder meer een goede afloop te noemen is…
Goed idee, dat. schreeuwen. Ik kom uit het onderwjjs en heb geleerd om bij elke wisseling van locatie de hoofden te tellen..Ik vind dit dus echt onbegrijpelijk! Ik heb zelf ooit bewust een groepje klasgenoten verlaten omdat ik het heel wat leuker had alleen. Maar dat was in Amsterdam en ik ben tijdig naar de plek van de bus voor de terugreis gekomen. Dat kan je niet vergelijken op het buiten de groep vallen (misschien?) na.
Buiten de groep vallen is nooit fijn, of dat nu gebeurt terwijl je er tussen loopt of niet. Jij koos ervoor om de dag alleen door te brengen omdat je geen aansluiting vond en dat is net zo goed iets ontzettend naars. Het maakt je zo vreselijk kwetsbaar. Dat gevoel vergeet je niet makkelijk.
Ik hoorde er ook niet bij en daardoor kon ik veel makkelijker de groep kwijtraken dan een ander kind. Niemand miste me toch. En toen ze het eenmaal wisten, vond niemand het de moeite waard om me te gaan zoeken of om terug te gaan naar het hotel of om zelfs maar te bellen om me te vragen hoe het met me ging toen ik daar eenmaal door de politie heen was gebracht.En geloof me…zulk vervelend gezelschap was ik echt niet. Ik was alleen maar een beetje ‘anders’ en gewoon niet zo stoer, niet zo zelfredzaam en niet zo volwassen als de andere meiden.
Ik hoop dat meer mensen dit soort verhalen durven te delen, want er zijn nog steeds ontzettend veel kinderen en volwassen mensen die buitengesloten worden. Het lijkt minder erg dan actief gepest worden, maar het is maar de vraag wat erger is. Een volwassene draagt de pijn op zijn eigen manier, maar een kind is zo ontzettend kwetsbaar. Dit zijn de risico’s als school zijn ogen ervoor dichtknijpt en verwacht dat een slimme tienermeid het zelf wel redt. Ik ben er nu oké over, maar ik heb het nog heel lang met me meegedragen en vergeten zal ik het nooit.
Dat snap ik Bianca. Daarom vind ik het ook zo goed dat je erover schrijft want het raakt me. Ik ben 18 jaar van mijn school- en opleidingsjaren actief gepest en buiten gesloten. Waarom? Geen idee. Ze noemden mij ook ‘anders’ terwijl ik dacht: iedereen is dat toch.. Ik was hooguit wat gevoelig en serieus. Op de MDGO deed zelfs een leraar mee door mij in de groep voor schut te zetten, terwijl ik er al zo uitlag. Ik heb mezelf in mezelf gekeerd en het heeft lang geduurd voor ik mezelf weer durfde te laten zien. Dat ik nu blog is in die zin wel bijzonder.
Ha Anne,
Pesten is iets ongrijpbaars. Er is nooit een goede reden voor. Je schrijft het zo raak: iedereen is toch anders? Wat goed van je dat je bent gaan bloggen. Ik lees je blogs wel eens en ik geniet ervan!
Correctie: 16 jaar ipv 18.. In ieder geval was mijn drive tijdens mijn omscholing tot lerares dat ik kinderen voor dit soort zaken wilde beschermen. Mijn scriptie ging over sociaal emotionele vorming omdat ik het breder wilde trekken dan pesten. De avond Pabo was volwassen onderwijs. Na een jaar de kat uit de boom kijken liet ik weer wat van mezelf zien. En dit werd gewaardeerd. Alleen daarom al een kostbare tijd! Helaas ben ik door mijn aandoeningen maar heel kort juf geweest maar ja.