Muziek als muggendans

Notenschrift dat eruit ziet als een zwerm dansende mugjes

Als ik muziek maak voel ik me niet anders of eenzaam

Ik mocht afgelopen zaterdag meedoen aan een huiskamerconcert voor een goed doel, samen met mijn pianiste. Er waren nog meer musici die meededen en dat was fijn. Musici zijn namelijk aparte mensen, net als schrijvers en net als alle gepassioneerde kunstenaars. Als ik muziek maak voel ik me voor even niet meer eenzaam of anders. Muziek verbindt.

Vlak voor ik op ging wenste een kindtalentje met een driekwart viool in haar armen me succes. Dat was lief en het gaf me zin en moed. Ik heb heerlijk ontspannen gespeeld en toen ik met een daverend applaus weer terug kwam ontmoette ik warme collegiale blikken. Tevreden ging ik tussen de andere musici op het balkon achter de huiskamer zitten.

Een veelkleurig gezelschap omringde mij

Mijn pianiste, links naast me, had voor de gelegenheid het stemmige zwart van haar lievelingsconcertjurk opgewaardeerd met een fleurige omslagdoek en wiegde zacht mee met de uitvoering die op dat moment vanaf het podium klonk. Aan de andere kant naast mij zat een helderrood  gestifte operazangeres in bijpassende cocktailjurk. Achter haar  een herintredende pianiste die vanwege haar door moederschap veroorzaakte non-actieve status nogal nerveus deed.  Ik ken dat gevoel en sloeg elke onzekere uitlating van haar als een volleerd tennisster  terug door haar vooral veel speelplezier te wensen straks. Het is niet anders. Mijn pianiste en ik zijn er na onze conservatoriumstudie ook jaren uit geweest door zwangere buiken, zogende borsten en dreinende peuters. Nu kan het weer, maar het is nog steeds niet helemaal vanzelfsprekend.

Mijn blik bleef rusten op het kindtalentje in haar snoepkleurige zomerjurk en haar witte ballerina’s met pareltjes om de hak. Ze zat helemaal voorover gebogen en haar lange haar viel als een donker gordijn naar beneden. Onder het gordijn stak een slank armpje uit dat onophoudelijk pulkte en krabte  aan een muggenbult in één van de geparelde schoentjes.

Samengeparelde jeugd en belofte, die nonchalant zat te krabben aan een muggenbeet. Ik kon mijn blik er nauwelijks vanaf houden.

De muggendans

Wij, de andere vakmusici, zijn door de jeugd ingehaalde laatbloeiers. De muziekwereld  is net een muggendans. We dansen in een grote zwarte wolk om elkaar heen in de damp van de naderende avond, vol verwachting. We willen graag bijzonder zijn, maar dat wil iedereen en we zijn met teveel om ons van elkaar te kunnen onderscheiden. Ik had de muggendans willen ontvluchten, maar daarin slaagt maar een enkeling puur en alleen op talent.

En hoe het ook kan

Tot slot was de roodgestifte zangeres aan de beurt voor haar optreden en even later flaneerde ze in de rol van femme fatale als Carmen uit de opera van Bizet door de zaal. Ook zij is moeder van drie, wist ik. En ook dat ze niet zingt in internationale topzalen. Toch klonk het prachtig en zelfverzekerd. Verleidelijk lonkte ze het publiek naar zich toe met haar kersenrode mezzostem en acteertalent. Iedereen was geraakt, iedereen werd vermaakt.

Ik was verbijsterd. 

Ze was het gewend, vertelde ze, om voor haar werk op treden in bijvoorbeeld huiskamers met klein maar dankbaar publiek, meestal met een beperking of handicap. Inderdaad geen topzalen, maar ook geen muggendans meer. Een droombaan, zo verzekerde ze ons allen. Meer had ze niet nodig.

Ik geloof haar.

Wel goed kauwen…

Boterham met een vraagteken

‘Mama, wat gebeurt er als je een vlieg opeet?’

Een prangende vraag van mijn zoontje. Het is zomervakantie en de kids zijn vandaag alle drie thuis. Het is maar liefst 30°C, dus officieel hangmattenweer. Hangmatten genereren gedachtestromen. Dat is me al eens vaker opgevallen toen ik er zelf in lag. ‘Als je een vlieg opeet,’ antwoord ik, ‘dan gaat hij naar je maag. Die maakt er een papje van. Dat papje gaat naar je darmen en die halen eruit waar je wat aan hebt. Dan kun je er weer een beetje van groeien. Of je krijgt er energie van om na te denken in een hangmat of om lekker te fietsen. Maar dan moet je wel een heleboel vliegen eten. Gelukkig kan het ook gewoon met een lekkere boterham.’

‘Oh ja,’ zegt mijn zoontje.

‘Je moet trouwens wel goed kauwen als je vliegen eet,’ bedenk ik me ineens, ‘want ze kunnen ook eitjes bij zich hebben en die moet je dan wel allemaal stukbijten.’

‘Vliegen kunnen geen eitjes hebben,’ zegt hij.

‘Waarom niet?’, vraag ik. Ik zet voor mezelf alvast in op een antwoord waarin enkel kippen iets met eieren te maken hebben. We hebben zelf ook kippen, dus dat ligt in zijn kinderlogica het meest voor de hand. Denk ik.

Ik vergis me.

Hij zegt: ‘Omdat vliegen er niet van houden als er nog meer vliegen zijn, dus daarom maken ze geen eitjes.’

‘Omdat ze dat dan te druk vinden?’, vraag ik.

‘Ja,’ zegt hij.

Oeh, dit vind ik interessant! Snel neem ik mijn pen en opschrijfboekje ter hand en vraag door: ‘Ik zie hier anders een hoop vliegen bij elkaar. Ik zou denken dat ze het juist supergezellig vinden zo met z’n allen, denk je ook niet?’

Hij denkt even na en zegt dan: ‘Sommige vliegen houden wel van nog meer vliegen, dus die maken wel eitjes.’

Toch maar wel goed kauwen dus.

Mijn dochter komt erbij zitten. Ze ziet er verveeld uit. ‘Zal ik je een verhaaltje vertellen?’, vraag ik. Ze ontsteekt meteen in irritatie. Ze maakt er heftige arm en hoofdbewegingen bij: ‘Straks is het weer iets engs!’ ‘Nee, het is niet eng,’ probeer ik. ‘Het is echt gebeurd. Net nog, hier.’ Ik kan haar er niet mee overtuigen: ‘Straks zit er toch iets engs in wat jij niet eng vindt, maar ik wel en dan ga ik daar weer de hele tijd aan denken.’ Ze gaat weer naar binnen. ‘Vertel het dan aan mij, vertel het aan mij, vertel het aan mij…’ zeurt de hangmat.

Terwijl ik voorlees, komt mijn oudste zoon aanlopen. Dwars door mijn verhaal heen wil hij weten of hij straks bij zijn vrienden mag lunchen. ‘Stom verhaal, stom verhaal, stom verhaal,’ vindt de hangmat. Maar dat geeft niet, want ik heb nu mijn grote zoon als proefluisteraar. ‘Leuk verhaaltje,’zegt hij. ‘Ik krijg er honger van. Ik hier effe naar de pot en dan ga ik bij mijn vrienden eten.’

Zo laat al? Ik voel geen honger en door de vakantie ben ik sowieso al van mijn pad af. Ik heb daardoor zelf al een paar keer de lunch overgeslagen de afgelopen tijd; gewoon vergeten. Toch zal ik nu wel iets aan de lunch moeten gaan doen. ‘Wat gebeurt er als je een tak opeet?’ dwarsboomt de hangmat mijn gedachten. Bij het uitblijven van mijn reactie, schiet hij in een allesoverheersend tot diep in mijn moedermerg doordringend mantra:

‘Mamamamamamamamamamamamamama’

‘Je kunt geen takken opeten,’ zeg ik wanhopig.

‘En een heel dun takje dan?

‘Die poep je gewoon zo weer uit. Weet ik veel’

‘Ik weet niet wat veel is. En wat gebeurt er dan verder?’

‘Verder niets. Hou op!’

‘En wat als je papier opeet, zoals waar jij altijd op schrijft? Of zand, heel veel zand?’

Ik kan alleen maar goed functioneren over één spoor tegelijk en op dit spoor staat nu iets gigantisch in de weg. Ik plug mijn oordoppen in en loop naar binnen. ‘Je luistert niet,’ schreeuwt het obstakel me na. ‘Mamamamamama!’

Arrrrghh! Wat zeggen autisme experts ook alweer over dit soort situaties?

Grenzen stellen, verbieden, duidelijk aangeven wat wel mag en wanneer je weer beschikbaar bent. Gebruik eventueel tekeningen om het visueel te maken. Gebruik een kookwekker.

Ik loop terug en zeg:’ Ik ga NU een boterham voor je maken en TOT die voor je neus op tafel staat wil ik je NIET horen, ANDERS lukt het me niet om de lunch klaar te maken.’

‘Wel geroosterd?’

‘Ja’

‘Met speculoos?’

‘Ja’

‘En in stukjes gesneden?’

‘ Ja, ja, ja, ja, ja, ja!’

‘En waar zijn de anderen?’, ‘En waarom ben ik dan niet bij een vriendje?’, ‘Wanneer zijn mijn vriendjes bij hun oma of bij de bso?’, ‘En wanneer ga ik ook alweer altijd naar opa en oma?’ Waaromwaaromwaarom, wanneerwanneerwaneer.

Dit lukt niet. Ik ga NU de kookwekker halen! Ik zeg het hardop. ‘Nee, dat hoeft niet hoor,’ zegt mijn zoontje.

Even later serveer ik succesvol zijn dagelijkse standaardkost: een geroosterde boterham, mèt speculoos, ín stukjes, op een klein bordje, vlak voor zijn neus. En appelsap in een géle dopper, direct binnen zijn handbereik. Doe ik het anders, al is het maar een detail, dan klopt het niet voor hem en dat heeft geheid gevolgen. Dochterlief krijgt poffertjes uit de magnetron en aardbeienlimonade in een kleine roze beker. En ja, ze eten bij de televisie. Ik ben daar niet vóór, maar ik vind het nu eenmaal belangrijker dat ze iets naar binnen krijgen. Vandaag lukt dat.

En ik? Zal ik ook maar iets gaan eten? Een boterham met vlieg?

Wel goed kauwen dan.