In the picto; hoe maak ik het visueel?

Een door een kind voor zijn moeder getekende pictogram: de omgekeerde wereld.

Even voorstellen: Schildpadje

Warme moedergevoelens stromen door mijn aderen als ik mijn zoontje een zelfverzonnen verhaaltje vertel voor het slapengaan. Het gaat meestal over Schildpadje. Schildpadje is een fabeldiertje.

 Even ophalen. Wat is ook alweer precies een fabel?

  • Het is een korte, verzonnen vertelling
  • Dieren spelen de hoofdrol en die dieren denken, praten en handelen net als mensen.
  • Er wordt een bepaalde levensles visueel gemaakt.

Schildpadje kan dus praten, hij gaat naar school en hij heeft vriendjes die ook dieren zijn. En weet je wat er vooral zo leuk is aan Schildpadje? Hij maakt iedere keer toevallig bijna hetzelfde mee als mijn zoontje. Ja echt! Alleen gaat het bij schildpadje dus net ietsje anders.

Want door het feest der herkenning wordt mijn zoontje namelijk onweerstaanbaar geprikkeld om zich intensief met zijn verhaallijn…euh…die van Schildpadje dus…te bemoeien en om allerlei alternatieve oplossingen aan te dragen voor de dingen waar hij zelf ook wel eens tegenaan loopt.

Krrrrraaak!

Helaas werd ons Schildpadmoment op een dag abrupt afgebroken toen ik vooroverboog voor een nachtzoen en vervolgens met luid gekraak door het bed zakte. Een plank van de lattenbodem was finaal doormidden en de ontsteltenis van mijn zoontje was groot. De volgende dag zou de moeder van Schildpadje uiteraard net zo hard door het bed van Schildpadje heen zakken, maar voor nu had ik een probleem.

Ik mocht NOOIT meer op zijn bed zitten, riep hij me toe. NOOIT meer!

Picto’s

Behalve Schildpadje, probeer ik ook wel eens pictogrammen in te zetten. Pictogrammen maken, net als verhaaltjes, dingen visueel en inzichtelijk voor kinderen met autisme, zeggen ze.

Maar ze zeggen wel meer dingen.

Bij ons wordt het magneetbord gebruikt als een soort magneetpuzzel: superleuk! De kinderen halen alle picto’s, die ik zorgvuldig per dagdeel op volgorde heb gezet, er allemaal af, om ze vervolgens in rijen onder elkaar te sorteren. Een rij van acht poppetjes op het toilet, een rijtje toffees, twee computerspellen onder elkaar, een rij bekers met drinken, tandenborstels, kleding etc.

Dat schoot dus niet zo op.

De fabeltjes van Schildpadje werken beter. Maar dat is, net als met het kapotte bed, altijd achteraf evalueren. Op de moeilijkste momenten van de dag, komt zelfs Schildpadje me niet te hulp.

Nog maar eens proberen…

‘Je moet het anders gewoon per sessie tekenen. Alles wat je zegt en wat je wilt dat ze doen moet je tekenen,’ zei de gezinscoach.

Tekenen? Oké.

Het moment diende zich aan. Op een zaterdagmorgen zonder haast weigerde ik om de jongste aan te kleden. Dat kon hij namelijk best zelf, vond ik. Ik legde zijn kleding overzichtelijk en op volgorde van aantrekken voor hem neer. Het effect was…nou ja, laten we maar zeggen: even expressief als volhardend en niet zo vruchtdragend.

Ik stond in de keuken met oordopjes in en dacht na. Toen pakte ik een memoblaadje en een pen en ik begon te tekenen. Een boos poppetje met tranen en daar een kruis doorheen. Daarna tekende ik een poppetje met daarnaast de kledingstukken die hij aan moest met een pijltje naar het poppetje. Daaronder tekende ik drie kipjes, want daarna mocht hij dan als beloning naar buiten om die te voeren.

Ik geloofde er geen biet van en legde het papiertje demonstratief voor hem neer, met een korte mondelinge toelichting, dat wel.

En?

Gebiologeerd bleef hij een paar tellen naar het papiertje staren, maar toen kwam hij langzaam in beweging. Het wonder geschiedde: de pyjama ging uit, de broek ging aan, zijn shirt. In no time had hij zelfs zijn jas en schoenen aangetrokken en ging hij met een stukje brood naar buiten. Wow!

Toen ik een uur later het huis aan het stofzuigen was, mocht ik niet in zijn kamer komen, want hij was daar iets geheims aan het maken. Hij was in de weer met papiertjes en plakband. Toen het klaar was mocht ik het resultaat komen aanschouwen.

Stomverbaasd staarde ik naar de memoblaadjes op zijn deur. Hij had er iets op getekend: Een poppetje op een bed met een streep erdoor. En daarnaast een poppetje op een zitzak met een vinkje erbij.

Check!

Meer hierover lezen? Zie dan ook: Autisme, Wel goed kauwen, Kunst in Rotterdam, Kunnen autisten geloven in God?

Wel goed kauwen…

Boterham met een vraagteken

‘Mama, wat gebeurt er als je een vlieg opeet?’

Een prangende vraag van mijn zoontje. Het is zomervakantie en de kids zijn vandaag alle drie thuis. Het is maar liefst 30°C, dus officieel hangmattenweer. Hangmatten genereren gedachtestromen. Dat is me al eens vaker opgevallen toen ik er zelf in lag. ‘Als je een vlieg opeet,’ antwoord ik, ‘dan gaat hij naar je maag. Die maakt er een papje van. Dat papje gaat naar je darmen en die halen eruit waar je wat aan hebt. Dan kun je er weer een beetje van groeien. Of je krijgt er energie van om na te denken in een hangmat of om lekker te fietsen. Maar dan moet je wel een heleboel vliegen eten. Gelukkig kan het ook gewoon met een lekkere boterham.’

‘Oh ja,’ zegt mijn zoontje.

‘Je moet trouwens wel goed kauwen als je vliegen eet,’ bedenk ik me ineens, ‘want ze kunnen ook eitjes bij zich hebben en die moet je dan wel allemaal stukbijten.’

‘Vliegen kunnen geen eitjes hebben,’ zegt hij.

‘Waarom niet?’, vraag ik. Ik zet voor mezelf alvast in op een antwoord waarin enkel kippen iets met eieren te maken hebben. We hebben zelf ook kippen, dus dat ligt in zijn kinderlogica het meest voor de hand. Denk ik.

Ik vergis me.

Hij zegt: ‘Omdat vliegen er niet van houden als er nog meer vliegen zijn, dus daarom maken ze geen eitjes.’

‘Omdat ze dat dan te druk vinden?’, vraag ik.

‘Ja,’ zegt hij.

Oeh, dit vind ik interessant! Snel neem ik mijn pen en opschrijfboekje ter hand en vraag door: ‘Ik zie hier anders een hoop vliegen bij elkaar. Ik zou denken dat ze het juist supergezellig vinden zo met z’n allen, denk je ook niet?’

Hij denkt even na en zegt dan: ‘Sommige vliegen houden wel van nog meer vliegen, dus die maken wel eitjes.’

Toch maar wel goed kauwen dus.

Mijn dochter komt erbij zitten. Ze ziet er verveeld uit. ‘Zal ik je een verhaaltje vertellen?’, vraag ik. Ze ontsteekt meteen in irritatie. Ze maakt er heftige arm en hoofdbewegingen bij: ‘Straks is het weer iets engs!’ ‘Nee, het is niet eng,’ probeer ik. ‘Het is echt gebeurd. Net nog, hier.’ Ik kan haar er niet mee overtuigen: ‘Straks zit er toch iets engs in wat jij niet eng vindt, maar ik wel en dan ga ik daar weer de hele tijd aan denken.’ Ze gaat weer naar binnen. ‘Vertel het dan aan mij, vertel het aan mij, vertel het aan mij…’ zeurt de hangmat.

Terwijl ik voorlees, komt mijn oudste zoon aanlopen. Dwars door mijn verhaal heen wil hij weten of hij straks bij zijn vrienden mag lunchen. ‘Stom verhaal, stom verhaal, stom verhaal,’ vindt de hangmat. Maar dat geeft niet, want ik heb nu mijn grote zoon als proefluisteraar. ‘Leuk verhaaltje,’zegt hij. ‘Ik krijg er honger van. Ik hier effe naar de pot en dan ga ik bij mijn vrienden eten.’

Zo laat al? Ik voel geen honger en door de vakantie ben ik sowieso al van mijn pad af. Ik heb daardoor zelf al een paar keer de lunch overgeslagen de afgelopen tijd; gewoon vergeten. Toch zal ik nu wel iets aan de lunch moeten gaan doen. ‘Wat gebeurt er als je een tak opeet?’ dwarsboomt de hangmat mijn gedachten. Bij het uitblijven van mijn reactie, schiet hij in een allesoverheersend tot diep in mijn moedermerg doordringend mantra:

‘Mamamamamamamamamamamamamama’

‘Je kunt geen takken opeten,’ zeg ik wanhopig.

‘En een heel dun takje dan?

‘Die poep je gewoon zo weer uit. Weet ik veel’

‘Ik weet niet wat veel is. En wat gebeurt er dan verder?’

‘Verder niets. Hou op!’

‘En wat als je papier opeet, zoals waar jij altijd op schrijft? Of zand, heel veel zand?’

Ik kan alleen maar goed functioneren over één spoor tegelijk en op dit spoor staat nu iets gigantisch in de weg. Ik plug mijn oordoppen in en loop naar binnen. ‘Je luistert niet,’ schreeuwt het obstakel me na. ‘Mamamamamama!’

Arrrrghh! Wat zeggen autisme experts ook alweer over dit soort situaties?

Grenzen stellen, verbieden, duidelijk aangeven wat wel mag en wanneer je weer beschikbaar bent. Gebruik eventueel tekeningen om het visueel te maken. Gebruik een kookwekker.

Ik loop terug en zeg:’ Ik ga NU een boterham voor je maken en TOT die voor je neus op tafel staat wil ik je NIET horen, ANDERS lukt het me niet om de lunch klaar te maken.’

‘Wel geroosterd?’

‘Ja’

‘Met speculoos?’

‘Ja’

‘En in stukjes gesneden?’

‘ Ja, ja, ja, ja, ja, ja!’

‘En waar zijn de anderen?’, ‘En waarom ben ik dan niet bij een vriendje?’, ‘Wanneer zijn mijn vriendjes bij hun oma of bij de bso?’, ‘En wanneer ga ik ook alweer altijd naar opa en oma?’ Waaromwaaromwaarom, wanneerwanneerwaneer.

Dit lukt niet. Ik ga NU de kookwekker halen! Ik zeg het hardop. ‘Nee, dat hoeft niet hoor,’ zegt mijn zoontje.

Even later serveer ik succesvol zijn dagelijkse standaardkost: een geroosterde boterham, mèt speculoos, ín stukjes, op een klein bordje, vlak voor zijn neus. En appelsap in een géle dopper, direct binnen zijn handbereik. Doe ik het anders, al is het maar een detail, dan klopt het niet voor hem en dat heeft geheid gevolgen. Dochterlief krijgt poffertjes uit de magnetron en aardbeienlimonade in een kleine roze beker. En ja, ze eten bij de televisie. Ik ben daar niet vóór, maar ik vind het nu eenmaal belangrijker dat ze iets naar binnen krijgen. Vandaag lukt dat.

En ik? Zal ik ook maar iets gaan eten? Een boterham met vlieg?

Wel goed kauwen dan.