Wat ga je vandaag doen?

fragment uit fantaisie pour flûte et piano – G. Hüe

‘Ga jij hier links? Doe ik dat ook, fiets ik nog een stukje met je op.’

‘Gezellig,’ zeg ik. Mijn stem lijkt te verwaaien als een medemoeder van school en ik eenparig de bocht naar links nemen. Ik hoor zelf ook hoe slapjes het klinkt, maar ik meen het echt! Er loopt of fietst bijna nooit spontaan iemand met me op, zeker nu niet, met corona. Ik kijk naast me, maar de medemoeder praat gewoon door. Misschien viel het dus wel mee hoe het op haar overkwam.

Ik luister al fietsend naar wat ze vertelt en constateer: dit gesprek gaat over gezellige dingen, over bezig zijn en over kinderen. Geen koetjes- en kalfjespraat, maar ook weer niet al te diepgaand. Ik classificeer ons gesprek dan ook als ‘collegiaal overleg’.   

‘Wat ga je vandaag doen?’ vraag ik.

Een goed gevulde dag

Wat zij vandaag gaat doen? Ze heeft afgelopen weekend voor iemand gekookt die ziek is en ze gaat vragen of het dit weekend misschien ook nog nodig is. Maar ze heeft zometeen eerst nog een zoom meeting van haar werk. En daarna gaat ze kleertjes naaien, voor de lol, want daar heeft ze zin in. Ze is trouwens ook erg goed in achterover op de bank hangen en niets doen, vertrouwt ze me toe. Inmiddels zijn we gestopt voor mijn huis.

‘Ik niet,’ zeg ik. ‘Ik moet altijd iets doen, zelfs als ik op de bank hang’ We moeten er allebei om lachen.

Vandaag weet ik precies wat ik ga doen, want ik heb een heel strak plan gemaakt. Ik ga schoonmaken, maar wel met een strikte tijdslimiet zodat het niet mijn ochtend en het grootste deel van mijn energie opslurpt. En daarna ga ik schrijven. En ook nog fluit studeren, want mijn pianiste en ik zijn weer begonnen met repeteren. Ik vertel het de medemoeder.

‘Dat klinkt inderdaad als een goed gevulde dag!’ zegt ze vrolijk.

Ze moest eens weten

Ze moest eens weten dat het vandaag de eerste dag sinds lange tijd is dat ik weer zo’n planning heb.

Twee jaar geleden had ik ook een werkplan ontworpen. Elke week vulde ik hem in, ingedeeld in de verschillende rollen die ik heb als moeder, huishoudster, fluitist, schrijfster…Het doel was om het overzicht te behouden, een goede energiebalans te vinden…èn om me erop voor te bereiden om ooit structureel iets met mijn talenten te gaan doen, iets buitenmoederlijks.

Niet dat moeder zijn niet goed genoeg voor mij is, maar…nou ja, je snapt het misschien. Of misschien ook niet.

Ooit heb ik gezegd dat als ik een diagnose autisme zou krijgen, dat ik ik me dan ervaringsdeskundig genoeg zou voelen om iets te gaan doen met muziek en kinderen met autisme. De diagnose is er gekomen. Aan de droom heb ik geprobeerd te werken, maar hij bleek helaas te groot.

En ineens was ik niet meer zo gemotiveerd om alles uitgebreid te plannen. Het was simpelweg niet nodig. Ik redde het voortaan wel met een agenda en een simpel to-do lijstje. Maar toen kwam corona en veranderde alles steeds, door de maatregelen. Er viel niets meer te plannen.

Na een jaar lang worstelen met veranderingen en onzekerheid, probeer ik te leren om bij de dag te leven, maar dat blijkt niet zo makkelijk en ook helemaal niet zo relaxed als het klinkt. Ik denk eigenlijk, dat mensen er niet voor zijn gemaakt om bij de dag te leven.

Perspectief

Zonder perspectief en zonder voorspelbaarheid staat alles alleen maar op zichzelf en is het leven als een schipbreukeling die is gered door zich vast te klampen aan een stuk wrakhout, maar die geen land in zicht heeft.

Ik ben al vanaf heel jong gevoelig voor sombere gevoelens en nare gedachten over mezelf, vooral als ik het overzicht en de zin van wat ik aan het doen ben kwijt ben. Nu, in coronatijd, lijkt de wereld wel één grote dreigende oceaan. De sombere buien volgen elkaar op, buitelen soms over elkaar als golven in de zee. Ik ben die schipbreukeling.

Nietsdoen is bij mij nooit een optie geweest, hoe ik me ook voel en hoe het ook stormt op zee. Ik pakte daarom mijn overzicht van twee jaar terug er weer bij, paste hem aan en schreef er tóch weer die ene droom bij waarvan ik dacht dat ik er nooit meer aan zou toekomen.

Gewoon even kijken hoe het er op papier uitzag.

Ik werkte vervolgens alles uit in een overzicht voor de week en maakte onderscheid tussen urgente dingen, dingen die ook best volgende week kunnen en dingen die niet per se hoeven.

Onmogelijk

Ik keek naar wat ik allemaal had opgeschreven en hoe mooi die droom daartussen naar me knipoogde. En ik zag dat hij nog altijd onmogelijk is. Onverstandig bovendien. Hoe zou ik ooit zelfs maar één dag vrij kunnen maken om muziekles te gaan geven zonder in te storten?

Bij God is alles mogelijk

Een mens kan niet bij de dag leven. Een mens heeft ook hoop nodig voor de toekomst. Hopen is durven dromen van de toekomst zonder te denken aan wat er op dit moment niet kan. Want God overziet alles. Hij kan elke kleine stap zegenen, zodat het onmogelijke uiteindelijk toch wordt bereikt.

Misschien kan het toch nog, ook al zie ik niet hoe.

Ik kijk nog eens in mijn planning en zoek naar mogelijkheden, naar kleine overzichtelijke stappen die ik nu kan zetten.

Onderzoeken en schrijven kan ik wel. Ik hoef er geen vaste dag voor vrij te maken en ik hoef niet bang te zijn dat het zal verzuipen in de drukte en de stress van het gezin. Onderzoeken doe je gewoon alleen wanneer het lukt en schrijven doe je bladzijde voor bladzijde, alinea voor alinea, desnoods zin voor zin. Ik kan het onderwerp muziek en autisme gaan verkennen en er een boek over schrijven. Dat is nuttig, zelfs als ik er zelf nooit mee zal kunnen werken, want dan hebben andere muziekdocenten er altijd nog iets aan. En het is een leuk project.

Het allermoeilijkste is om goede moed te houden en om erop te blijven vertrouwen dat het zinvol is wat ik doe, dat het op den duur gezegend zal worden, ook als ik het niet zie.

Hoop voor de toekomst is niet alleen maar voor straks, maar juist voor vandaag.

Elke dag een stapje.

Dus heb ik vandaag iets te doen

Ik zwaai de medemoeder uit en ga naar binnen.

In de keuken neem ik een kop koffie en daarna begin ik met opruimen en stofzuigen. Als het beneden netjes is, ga ik naar de studeerkamer. Ik mediteer, ik bid, ik studeer, onderzoek en schrijf.

Vanbinnen voel ik de verstikkende weerstand, dat het zinloos is, dat het al gedaan is, dat anderen het beter kunnen dan ik, dat ik het toch niet ga afmaken, dat ik al te oud ben en er al te lang uit lig, dat er geen vraag naar is, dat het niet zal aanslaan, dat ik maar wat aanknoei, dat het niet de moeite waard is…

Maar ik zet door en uiteindelijk ligt er toch een schets van onderwerpen, bronnen en ideeën. Het is maar een half A4-tje met steekwoorden. Maar het is een begin. 

Dan is de muziek aan de beurt

Ik pak mijn fluit uit en zet hem voorzichtig in elkaar. Het mondgat iets naar buiten ten opzichte van de toongaten, het asje van de voet wat meer naar me toe. Het instrument voelt vertrouwd in mijn handen, als iets dat bij mij hoort. De fluit herkent mij ook, ik voel het aan de warme klank die resoneert in mijn mondholte, in mijn hoofd en keel, mijn hele lijf.

En ineens moet ik huilen.

Ik ben de HEER, de God van al wat leeft. Is er ook maar iets dat voor mij onmogelijk is? – Jeremia 32:27

Ik ben een moeder met ASS van drie kinderen met diezelfde diagnose. Over mijn jeugd en de zoektocht naar mijn anders zijn heb ik een boek geschreven: ‘Aan mij zie je niets’