Kunst in Rotterdam

Uitzicht op de Erasmusbrug vanuit Villa Zebra
Uitzicht vanuit Villa Zebra

Het is herfstvakantie.

Samen met de goudgele blaadjes, in de kruidige herfstwind en de frisse regen, tussen de kunstig om roestbruine stronken gegroepeerde zwammenfamilies, vergaat mijn energiepeil onder het gehang en geruzie van mijn vrije kinderen.

Om dit proces een feestelijk randje te geven, ging ik afgelopen vrijdagmiddag met de kinderen naar Villa Zebra in Rotterdam om interactieve kunst te ervaren en om ze de kans te geven om zich creatief uit te leven op iets anders dan een schermpje. Het thema van deze periode is: De moestuin. En dat in hartje Rotterdam!

Ik zag de peultjes al in gedachten vanaf de Erasmusbrug naar beneden bungelen.

Interactief genieten van moderne kunst

Boven was er een moderne kunstexpositie voor kinderen. Mensen zonder gezicht die met hun handen op hun knieën roerloos op een stoel zaten en over de lege nepaarde van hun moestuin uitkeken. Een misvormde man met felgekleurde kleren van wie de neus verdween in een appel ter grootte van een skippybal. Schetsen van niet bestaande superinsecten waar zelfs niet bestaand gewas niet aan ontkomt.

Het gaf me allemaal een onbestemd gevoel van geroep in het niets.

Een ordening van in allerlei stadia wortelschietende aardappelen trok nog het meest mijn aandacht. Zo weelderig groenpaars had ik daar nog nooit naar gekeken en ik nam me voor om thuis ook eens een pieper te laten creperen op een schoteltje.

Vlinderpoep

Daarnaast was er hoek vol met bakken met daarin iets wat nog het meest leek op ondersteboven in de aarde gestoken plantjes. Daar waren mijn kinderen mee bezig. Volgens het bordje was het een vlindertuin waarin een kunstenaar vlinderpoep van pas uitgekomen coconnen verzamelde om mee te schilderen.

Er lagen allemaal gele diaglaasjes in een bakje naast een ander bakje met schetspapier en gele potloden, want vlinders zien voornamelijk de kleur geel.

Dat wist ik niet. Ik wil geen vlinder zijn.

Mijn jongste wilde wel een vlinder zijn, want hij is al bijna sinds zijn geboorte geobsedeerd door de kleur geel. Hij pakte alle glaasjes uit de bak en meteen kleurde zijn hele wereld in zijn allerliefste lievelingskleur.

Ik wil ook kijken

‘Nou, ik wil ook kijken,’ zei mijn dochter tegen hem. Ze zei het nog een paar keer, toenemend in sterkte en indringendheid. Mijn zoontje zei niets. Ik probeerde mijn dochter uit te leggen dat ‘Ik wil ook kijken’ niet erg specifiek is en dat het bovendien geen vraag is en dat het dus logisch was dat ze geen antwoord kreeg.

Toen raakte ze afgeleid. Er waren twee begeleidsters bij gekomen en die probeerden mijn oudste op allerlei interessante wetenswaardigheden over moestuinen en insecten te wijzen. Ondertussen deed mijn oudste onophoudelijk hetzelfde bij hen. Er was werkelijk geen speld tussen te krijgen.

Ik vond het een boeiend en levendig tafereel tussen al dat mysterieus zwijgende plantgoed en ik dacht: zal ik het ze proberen uit te leggen? Ik deed het niet.

We liepen door naar de volgende expositie en passeerden daarbij mijn nog altijd geelglazige jongetje. Ergens in zijn hoofd klonk plotseling de vertraagde echo van een vallend kwartje. ‘Hoeveel glaasjes wil je dan?’ vroeg hij.

Een boeiende expositie

Ik zag mijn twee jongsten even later samen geboeid de kunstwereld verkennen, als geelkijkende vlinders, terwijl mijn oudste zoon de begeleiders en nog wat nieuwe bezoekers een college gaf over de volgende expositie opstelling.

Ik keek naar ze en dacht:

De meest bijzondere kunstwerken in deze ruimte

zijn jullie.

Meer lezen? Zie gerelateerde artikelen: Autisme in een notendop, Wel goed kauwen, Writing, praying and fighting

Hoe boks jij het voor elkaar?

Hoe boks jij het voor elkaar? Twee bokshandschoenen in de ring.
Sport photo created by freepik – www.freepik.com

Mijn  jongste had van de week een kinderfeestje. Waar kinderfeestjes vroeger gingen over taart, slingers, koekhappen en ezeltje prik, gaan ze nu over heel andere dingen. De jongetjes  kregen een uitgebreide workshop boksen.

Mijn jongetje werd iets eerder thuisgebracht. Het was heel erg goed gegaan, maar aan het einde was de drukte hem toch te veel geworden en toen…Nou ja, hij is niet echt een binnenvetter zullen we maar zeggen.

En nu kan hij dus ook nog boksen.

‘Mama, ik heb zo’n buikpijn, mag ik op de televisie?’ Dat viel te verwachten. Natuurlijk lieve schat. Ga jij maar lekker op de bank vegeteren en je oververhitte brein laten blussen door Brandweerman Sam.

Boksen…

Terwijl mijn jongetje lag te ontprikkelen, vroeg ik het me af: Wat weet ik zelf eigenlijk van boksen? Een vocabulaire uitbreiding is altijd een goed idee als je schrijver bent, dus ik googelde maar eens even wat bokstermen op:

  • Pugilistiek: een ander woord voor ‘boksen’. Het bijbehorende  werkwoord is ‘pugileren’.
  • Uppercut: een stoot van onder naar boven, liefst tegen de kaak denk ik.
  • Jab: Een stoot met een volledig gestrekte arm. Dan stoot je iemand van je af.
  • Hook: Een stoot waarbij je je eigen gewicht gebruikt om meer kracht te kunnen zetten.
  • Cross: Een stoot die met de dominante hand kruiselings over de aanvallende arm van de tegenstander heen gaat. Een twee-in-eentje dus, lijkt mij: een verdediging en aanval tegelijk.

Weer wat geleerd.

De volgende dag pugileerde ik de hele zaak weer klaar voor school, samen met mijn man. Alledrie de kindertjes op tijd wakker, aangekleed, sokken aan, sokken uit, nee sokken aan. Ik wil deze broek niet, wat heb je nou met m’n haar gedaan, ik wou toch twee staarten? Trommeltjes gevuld, drinken erbij, gymspullen. Voor wie van de drie? Waar is m’n huiswerk? Doe je schoenen aan, hoezo heb je ze nou nog niet aan? Schoenen aan! Jassen! Hebben jullie je tanden eigenlijk wel gepoetst? Vergeet de tassen niet! Kling kleng in de keuken, gejengel en gegil aan tafel en vanaf de bank en waar ze dan ook zaten en rondliepen.

Met oordoppen in was het te doen. Het was maar een uur.

Ik dacht in mezelf: Als mijn man straks weer voor zijn werk naar het buitenland moet, moet ik iets beters verzinnen. Een draaiboek. En de avond tevoren alles al klaarzetten. Dan moet het toch lukken in mijn eentje: uppercut voor mij!

Toen fietste ik met de kibbelende kids naar school. Ik had zelf nog niet ontbeten en mijn maag gromde dreigend. Ik crosste het lege slappe gevoel uit mijn gedachten door mezelf een lekker rustig ontbijt te beloven, zonder oordoppen,  in een huis waar het eindelijk stil zou zijn omdat iedereen eruit was gejabt.

Hoe boks ik het voor elkaar?

Na dat beloofde ontbijt hield ik stille tijd en dacht ik na. Ik beschouwde mijn leven aan de huiskamertafel. Twee opleidingen, geen werk. Thuismoeder van kinderen die al naar school zijn en twee dromen die ik deel met zoveel anderen dat ik zou sterven in de ring als ze me allemaal alleen maar even zouden aanraken.

Het was tijd om de rekening op te maken. In mijn lievelingsfilosofieboek vond ik nog wat bruikbare crosstechnieken:

  • ‘Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.’ Romeinen 12:21 NB
  • ‘Ik ben tegen alles bestand door Hem die mij kracht geeft.’ Ef. 4:14 NBV

Ik besloot: mijn leven heeft gewoon een goeie hook nodig, of misschien wel meer dan één. Want talenten en ervaringen heb ik ook gekregen en dat is niet voor niets. Ik moet alleen leren om hun gewicht in te zetten in de strijd tot een succesvol leven.

Maar wat is eigenlijk succes?

  • ‘Wij verrichten onze dienst door de Geest van God en laten ons voorstaan op Christus Jezus en niet op onszelf.’ Ef. 3:3 NBV.
  • Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank hem in al uw gebeden.

Oké. Dus het resultaat bepaalt niet mijn succes? Ik mag gewoon doorgaan met moederen, muziek maken en schrijven om daarmee naar mijn beste kunnen mijn Ontwerper te eren en dan is het al goed genoeg?

We hebben een knock-out! And the winner is…

En jij? Hoe boks jij het voor elkaar?

zie ook gerelateerde artikelen: Autisme in een notendop, Kunnen autisten geloven in God? , Muziek als muggendans, Wel goed kauwen

Wel goed kauwen…

Boterham met een vraagteken

‘Mama, wat gebeurt er als je een vlieg opeet?’

Een prangende vraag van mijn zoontje. Het is zomervakantie en de kids zijn vandaag alle drie thuis. Het is maar liefst 30°C, dus officieel hangmattenweer. Hangmatten genereren gedachtestromen. Dat is me al eens vaker opgevallen toen ik er zelf in lag. ‘Als je een vlieg opeet,’ antwoord ik, ‘dan gaat hij naar je maag. Die maakt er een papje van. Dat papje gaat naar je darmen en die halen eruit waar je wat aan hebt. Dan kun je er weer een beetje van groeien. Of je krijgt er energie van om na te denken in een hangmat of om lekker te fietsen. Maar dan moet je wel een heleboel vliegen eten. Gelukkig kan het ook gewoon met een lekkere boterham.’

‘Oh ja,’ zegt mijn zoontje.

‘Je moet trouwens wel goed kauwen als je vliegen eet,’ bedenk ik me ineens, ‘want ze kunnen ook eitjes bij zich hebben en die moet je dan wel allemaal stukbijten.’

‘Vliegen kunnen geen eitjes hebben,’ zegt hij.

‘Waarom niet?’, vraag ik. Ik zet voor mezelf alvast in op een antwoord waarin enkel kippen iets met eieren te maken hebben. We hebben zelf ook kippen, dus dat ligt in zijn kinderlogica het meest voor de hand. Denk ik.

Ik vergis me.

Hij zegt: ‘Omdat vliegen er niet van houden als er nog meer vliegen zijn, dus daarom maken ze geen eitjes.’

‘Omdat ze dat dan te druk vinden?’, vraag ik.

‘Ja,’ zegt hij.

Oeh, dit vind ik interessant! Snel neem ik mijn pen en opschrijfboekje ter hand en vraag door: ‘Ik zie hier anders een hoop vliegen bij elkaar. Ik zou denken dat ze het juist supergezellig vinden zo met z’n allen, denk je ook niet?’

Hij denkt even na en zegt dan: ‘Sommige vliegen houden wel van nog meer vliegen, dus die maken wel eitjes.’

Toch maar wel goed kauwen dus.

Mijn dochter komt erbij zitten. Ze ziet er verveeld uit. ‘Zal ik je een verhaaltje vertellen?’, vraag ik. Ze ontsteekt meteen in irritatie. Ze maakt er heftige arm en hoofdbewegingen bij: ‘Straks is het weer iets engs!’ ‘Nee, het is niet eng,’ probeer ik. ‘Het is echt gebeurd. Net nog, hier.’ Ik kan haar er niet mee overtuigen: ‘Straks zit er toch iets engs in wat jij niet eng vindt, maar ik wel en dan ga ik daar weer de hele tijd aan denken.’ Ze gaat weer naar binnen. ‘Vertel het dan aan mij, vertel het aan mij, vertel het aan mij…’ zeurt de hangmat.

Terwijl ik voorlees, komt mijn oudste zoon aanlopen. Dwars door mijn verhaal heen wil hij weten of hij straks bij zijn vrienden mag lunchen. ‘Stom verhaal, stom verhaal, stom verhaal,’ vindt de hangmat. Maar dat geeft niet, want ik heb nu mijn grote zoon als proefluisteraar. ‘Leuk verhaaltje,’zegt hij. ‘Ik krijg er honger van. Ik hier effe naar de pot en dan ga ik bij mijn vrienden eten.’

Zo laat al? Ik voel geen honger en door de vakantie ben ik sowieso al van mijn pad af. Ik heb daardoor zelf al een paar keer de lunch overgeslagen de afgelopen tijd; gewoon vergeten. Toch zal ik nu wel iets aan de lunch moeten gaan doen. ‘Wat gebeurt er als je een tak opeet?’ dwarsboomt de hangmat mijn gedachten. Bij het uitblijven van mijn reactie, schiet hij in een allesoverheersend tot diep in mijn moedermerg doordringend mantra:

‘Mamamamamamamamamamamamamama’

‘Je kunt geen takken opeten,’ zeg ik wanhopig.

‘En een heel dun takje dan?

‘Die poep je gewoon zo weer uit. Weet ik veel’

‘Ik weet niet wat veel is. En wat gebeurt er dan verder?’

‘Verder niets. Hou op!’

‘En wat als je papier opeet, zoals waar jij altijd op schrijft? Of zand, heel veel zand?’

Ik kan alleen maar goed functioneren over één spoor tegelijk en op dit spoor staat nu iets gigantisch in de weg. Ik plug mijn oordoppen in en loop naar binnen. ‘Je luistert niet,’ schreeuwt het obstakel me na. ‘Mamamamamama!’

Arrrrghh! Wat zeggen autisme experts ook alweer over dit soort situaties?

Grenzen stellen, verbieden, duidelijk aangeven wat wel mag en wanneer je weer beschikbaar bent. Gebruik eventueel tekeningen om het visueel te maken. Gebruik een kookwekker.

Ik loop terug en zeg:’ Ik ga NU een boterham voor je maken en TOT die voor je neus op tafel staat wil ik je NIET horen, ANDERS lukt het me niet om de lunch klaar te maken.’

‘Wel geroosterd?’

‘Ja’

‘Met speculoos?’

‘Ja’

‘En in stukjes gesneden?’

‘ Ja, ja, ja, ja, ja, ja!’

‘En waar zijn de anderen?’, ‘En waarom ben ik dan niet bij een vriendje?’, ‘Wanneer zijn mijn vriendjes bij hun oma of bij de bso?’, ‘En wanneer ga ik ook alweer altijd naar opa en oma?’ Waaromwaaromwaarom, wanneerwanneerwaneer.

Dit lukt niet. Ik ga NU de kookwekker halen! Ik zeg het hardop. ‘Nee, dat hoeft niet hoor,’ zegt mijn zoontje.

Even later serveer ik succesvol zijn dagelijkse standaardkost: een geroosterde boterham, mèt speculoos, ín stukjes, op een klein bordje, vlak voor zijn neus. En appelsap in een géle dopper, direct binnen zijn handbereik. Doe ik het anders, al is het maar een detail, dan klopt het niet voor hem en dat heeft geheid gevolgen. Dochterlief krijgt poffertjes uit de magnetron en aardbeienlimonade in een kleine roze beker. En ja, ze eten bij de televisie. Ik ben daar niet vóór, maar ik vind het nu eenmaal belangrijker dat ze iets naar binnen krijgen. Vandaag lukt dat.

En ik? Zal ik ook maar iets gaan eten? Een boterham met vlieg?

Wel goed kauwen dan.