‘Drie, twee, één…Jéééééééhhh!!,’ roepen alle kinderen, en een kleurige zee van zomerjurkjes en shorts, blote armen en benen, schooltassen en blije gezichten breekt los.
‘Heerlijk, eindelijk zomervakantie,’ zucht een medemoeder naast me.
Ik weet even niets te zeggen. Er gaat van alles door mijn hoofd. Liever bekijk ik dingen van de zonnige zomerkant, maar…
‘Eh…jij niet?’ vraagt de medemoeder.
Ik kijk naar haar en we lachen om elkaars gezicht. Dat van haar vragend, met een licht verdrongen glimlach. Dat van mij…weet ik niet. Ik wil niet liegen, maar ook niet klagen.
‘Nee,’ geef ik toe, ‘niet echt.’
Zomervakantie
Ik verbaas me over moeders die het heerlijk vinden als het schoolvakantie is, ‘want dan moet er even niets’. Voor mijn gevoel moet er juist méér in de vakantie…en mag er minder. In de schoolvakanties gaan veel dingen anders. Normaal is het niet zo erg als dingen anders gaan en ik de kinderen daarin moet opvangen en begeleiden. Dat ben ik ook wel gewend inmiddels. Maar in de vakanties is er veel minder tijd waarin ik ongestoord alleen kan zijn, om daarvan bij te komen. En ik zal er af en toe ook op uit moeten gaan met de kinderen, maar ik ben bang dat het overal veel drukker zal zijn dan anders…en wij kunnen niet zo goed tegen drukte.
Ik leg het de medemoeder uit, maar hoe zorgvuldig ik mijn woorden ook afweeg…ik voel me alsnog een vreselijke zeur in haar ogen.
Maar de medemoeder vindt me helemaal geen zeur. Ook zij heeft haar soires, vertelt ze. Ze heeft een kindje met een fysieke beperking en komt daardoor ook wel eens in vervelende en moeilijk uit te leggen situaties, door omstandigheden die voor andere mensen juist prettig zijn. Ze begrijpt me dus helemaal. Ze heeft zelfs wat tips voor me!
Ik heb niets aan de tips, maar het helpt toch! Als ik even later naast mijn druk babbelende zoontje met autisme naar huis loop, voel ik me een stuk lichter dan daarvoor.
Eerlijk zijn
Eerlijk zijn over wat je moeilijk vindt en negatief doen zijn niet hetzelfde. In mijn gesprekje met de medemoeder op het schoolplein pakte het goed uit en dat is goud waard. Maar zelfs al zou een ander zich aan je ergeren, dan nog is eerlijk toegeven dat ergens tegenop ziet geen zeuren of negatief doen. Negatief doen over iets maakt bitter, maar eerlijk zijn over je struggles lucht op. En dat is een groot verschil!
Als het lukt om bij iemand je hart te luchten, krijg je ruimte om open te staan voor de positieve kanten van datgene waar je tegenop ziet. En dát zouden we elkaar allemaal moeten gunnen.
Dag voor dag
Ik kreeg dus ruimte om als het ware over de vakantie heen te kijken. En ik moest denken aan een trap.
Een trap neem je trede voor trede en niet in een keer. Zo komt ook de vakantie – en eigenlijk de hele opvoeding van kinderen – niet in een keer, maar per dag. Er zitten lastige, stomvervelende en vermoeiende dagen bij. Maar net zoals een trap steile en minder steile treden kan hebben, komen er ook dagen voorbij met dingen die je niet gemist had willen hebben, met kostbare momenten waarop je samen praat, lacht, even halt houdt en geniet van het uitzicht. Elke dag heeft wel van zulke pareltjes, die je mist als je er geen oog voor hebt.
Ik ben trots op elke stap omhoog. Niet omdat het perfect is of omdat ik zo vreselijk mijn best doe, maar omdat lastige situaties me uitdagen om uit mijn eigen autistische comfortzone te stappen en mijn grenzen te verleggen. En ook omdat ik zo een traptrede mag zijn waarlangs mijn kinderen verder omhoog kunnen klimmen…misschien juíst doordat het niet perfect is wat ik doe. Want dan hoeven zij dat ook niet te zijn.
‘Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last’. – Mattheus 6:34
Dit blog heb ik mede geschreven voor de organisatie Dit Koningskind, waar ik vaste blogger ben.
Delen mag en ik vind het leuk om een reactie te ontvangen. Dat kan via deze website en via Zo kun je ’t ook zien op Facebook.
Meer lezen? Surf dan verder rond op mijn website of lees mijn autobiografie ‘Aan mij zie je niets‘, over opgroeien en opvoeden met autisme & geloof in God.
De winter is gearriveerd en de avonden zijn lang. Wat doe je dan?
Breien natuurlijk! Want breien is het nieuwe puzzelen. Echt puzzelen, met een heleboel van die mooi gekleurde puzzelstukjes, leidt altijd tot diezelfde puzzel waar er nog meer van zijn in de winkel. Maar breien is heel bijzonder. Het heeft namelijk maar één puzzelstuk en dat is een mega lange draad. Je kunt deze steekjespuzzel uiteindelijk toepassen als trui, als sok, als theemuts, als sjaal en zelfs als kerstbal; je mag per puzzeldraad helemaal zelf weten wat het wordt. En dat kan ook nog eens op eindeloos veel manieren, met unieke kleuren, structuren en designs.
Het lijkt misschien letterlijk wat ingewikkeld, zo’n draad om een stel stokjes winden tot het iets wordt, maar dat is het niet. Alles waarvan je weet hoe het moet valt namelijk reuze mee.
Wat vind ik fijn aan breien?
Voor mij is het een autistische fascinatie, iets om mee tot rust te komen door er compleet in op te gaan. Dat doe ik ook wel door muziek te maken, maar als ik erg overprikkeld ben kost dat een te grote fysieke inspanning om er nog ontspannen van te kunnen genieten. Ongeveer hetzelfde geldt voor schrijven. Als mijn hoofd vol zit, helpt schrijven wel, maar zodra ik te overprikkeld ben om mijn gedachten nog in woorden en zinnen om te kunnen zetten houdt het op. Breien gaat dan vaak nog wel. De afleiding van de repetitieve bewegingen en het gevoel van even niets moeten helpt om de gedachtestroom weer op gang te krijgen, zodat ik alle indrukken, gevoelens en emoties kan verwerken.
De fascinatie voor breien zit hem voor mij vooral in de natuurlijke uitstraling van wol, katoen of linnen. Ik weiger daarom synthetisch garen. Ik vind het materiaal nu eenmaal interessanter dan wat ik ermee wil gaan maken en of dat ooit af komt. Dat leidt ertoe dat ik altijd meerdere projecten tegelijk heb liggen, soms wel vijf of meer. Ik vertoon daar een soort ekstergedrag in; er ligt inmiddels een grote mand vol garen op de vliering van ons huis. Ik hou ervan om eraan te voelen, om het steeds weer te sorteren en om te dromen van wat ik er allemaal van zou kunnen maken. Ik hou van de kleuren, hoe al die steekjes als een visgraatje in elkaar passen of deel uitmaken van een gedetailleerd gaatjes- en kabelpatroon.
Breien helpt tegen stress
Maar ook al lijk ik op een ekster: alles wat ik verzamel brei ik uiteindelijk wel een keer op. Dat is tenminste wel mijn intentie. Ik brei om rustig te worden en om rustig te blijven. In ons gezin, waarin alle drie de kinderen en ikzelf autisme hebben, is rust kostbaar, kostbaarder dan de duurste wol.
Ik zie autisme nadrukkelijk niet als handicap, want er is goed mee te leven. Maar autisme is zeker niet altijd een pretje. Door mijn andere informatieverwerking kan ik moeilijk filteren wat ik aan informatie binnenkrijg en wat er binnenkomt kost me soms veel moeite om te verwerken tot een zinvol geheel. Indrukken, woorden en gebeurtenissen kunnen dagenlang of zelfs wekenlang als ongesponnen wol in mijn hoofd blijven zitten, vooral als er teveel tegelijk op me afkomt. Ik kan er niets mee, maar ik kan het ook niet negeren en het zit in de weg bij alles waar ik mijn hoofd bij moet gebruiken. Dat geeft een diep brandend en ziek gevoel van onrust. Ongelooflijk veel energie kost dat. Als zo’n periode te lang duurt, kan ik me erg depressief gaan voelen.
Het is heus niet altijd zo erg, maar ik wil hiermee illustreren waarom het vooral bij autisme van levensbelang is om overbelasting tegen te gaan. Maar teveel stress is natuurlijk voor niemand goed. De maatschappij is prikkelrijk, veeleisend en jachtig en zeker nu, in coronatijd, is er veel om over te piekeren. Ik denk daarom dat ook veel niet-autistische mensen wel iets herkennen van wat ik zojuist heb omschreven. Ook zij zouden hun zenuwstelsel en hun lijf een enorme dienst bewijzen door wat meer autistisch met zichzelf om te gaan, bijvoorbeeld door hun stress weg te breien.
Hoe pak je anti-stress breien effectief aan?
Hier heb ik zelf pas een plannetje voor gemaakt. Vooral nu is het namelijk hard nodig dat ik mezelf dwing tot pauze, vanwege de coronacrisis. Dingen moeten daardoor grondig anders en wat er dan anders moet verandert zelf ook iedere keer. Ik houd al niet van veranderingen, maar op deze manier zal het wel nooit wennen. Veel dingen waar ik rust en energie uit haalde mogen bovendien niet meer en ik word er de hele dag op allerlei manieren aan herinnerd dat de wereld in brand staat.
Voor andere mensen is een andere aanpak misschien beter, maar voor mij werkt het zo:
Na elke inspanning of elk stressmoment mag ik van mezelf een aantal minuten breien. Dat hoeft niet lang te zijn, maar zo krijgt mijn hoofd de tijd om de ene activiteit af te sluiten en te schakelen naar de volgende. Door dat te doen krijg ik meer structuur in de dag en voelt het minder leeg, bedreigend, onzeker en hopeloos. Ik doe het nadrukkelijk niet als tijdverdrijf, want het is zeker niet zo dat ik niets te doen heb. In feite houd ik door breipauzes in te plannen juist meer tijd over, want ik word er rustiger en dus effectiever door.
Verder heb ik met mezelf afgesproken dat ik ’s avonds laat niets meer mag doen waar mijn hoofd van gaat malen. Dus pak ik minimaal een half uur voordat ik ga slapen mijn breiwerk erbij, zodat dat het laatste is wat ik doe voordat ik naar bed ga. Het helpt nog niet echt, maar zo probeer je maar weer eens wat.
Lege tijd
Even moeten wachten en ondertussen niets te doen hebben is voor veel mensen met autisme een nachtmerrie, vooral als je niet tot op de minuut nauwkeurig weet hoe lang het wachten nog zal duren. Mijn kinderen vinden dat ook. Lege tijd wordt al gauw kliertijd of aan-mama-hangtijd en ik snap dat heel goed, hoe vervelend het ook is.
Voor volwassenen en grotere kinderen kan breien helpen om jezelf te beschermen tegen lege tijd. Zelf neem ik daarom altijd een breiwerk mee. Ik doe dat zelfs als ik weet dat ik niet aan breien toe zal komen, gewoon vanwege de angst dat ik misschien toch even niets te doen zal hebben. Soms brei ik niet alleen daarom, maar ook om te voorkomen dat ik overprikkeld raak. Zelfs in de kerk zit ik wel eens stiekem te breien. Hoe moet ik me anders concentreren als de spreker de hele tijd heen en weer loopt en hoorbaar in de microfoon ademt, als mijn man vlak naast me een fluitend geluid in zijn neus heeft en als degene recht voor me een jasje aan heeft waarvan het patroon net niet aansluit in de rugnaad?
Om breiwerken makkelijk mee te nemen, kun je het beste gebruik maken van rondbreinaalden aan een snoer. Die naalden zijn korter en steken dus minder makkelijk uit en breken daardoor ook minder snel. Een probleem, ook van portable breiwerken, is wel dat ze groeien. Uiteindelijk kun je ze niet meer fatsoenlijk overal naartoe slepen, maar mijn ekstergedrag compenseert dat gelukkig. Ziehier een groot voordeel van het hebben van meerdere lopende projecten in verschillende stadia.
Breitherapie
Breien helpt bij psychisch en lichamelijk leed. Er bestaat zelfs breitherapie hoorde ik. Ik heb dus maar eens op het Internet rondgesurfd om te zien wat ze daar op die breitherapie dan zoal doen behalve breien. En dat is eigenlijk niets. Het is echt alleen breien; alle voordelen voor lijf en geest liggen gewoon al besloten in de activiteit zelf!
Breien is goed voor je, want:
Het geeft voldoening, omdat je iets moois aan het maken bent.
Door je handen te laten samenwerken verbeter je de coördinatie van je beide hersenhelften.
Stress en andere psychische klachten verminderen doordat je je aandacht op één activiteit richt.
Het is ontspanning die tegelijkertijd een doel heeft en dat maakt het aantrekkelijk.
Het is een ritmisch en repetitief karweitje waardoor het stressverlagend werkt.
Al breiend kom je toe aan het verwerken van je gedachtes, waardoor je minder gaat piekeren, je beter kunt ontspannen en meer gevoelens van blijdschap kunt ervaren.
Van breien word je blij!
‘Een sterke vrouw, zie zal haar vinden? Zij is meer waard dan edelstenen. Zij zoekt wol en linnen uit, en spint en weeft met vreugde. Ze maakt de mooiste dekens, ze gaat gekleed in linnen en purperen wol’ Spreuken 31:10, 13 en 20
Aan het schrijven van mijn boek is een heel traject vooraf gegaan. Je kunt wel spreken van een forse carrière switch, want ooit was ik jurist en schreef ik vooral juridische stukken en brieven aan instanties en cliënten. Nu schrijf ik voor de kunst en dat past veel beter bij mij, al is het een compleet nieuwe wereld die ik betreed.
In mijn autodidactisch geleide proces van omscholing, viel me op dat er wel meer mensen met autisme zijn die schrijven, al dan niet over hun autisme. Opvallend veel zelfs. Waarom is dat zo?
Zijn mensen met autisme goed in schrijven?
Toen ik zelf voor het eerst met de gedachte speelde om een boek te gaan schrijven dacht ik dat ik daar door mijn autisme vast niet zo goed zou zijn. Je verhaal goed overbrengen op iemand vraagt immers veel van je voorstellingsvermogen en sociale vaardigheden, dingen die mensen met autisme vaak extra moeite kosten. Bovendien hadden mensen in real life al weinig geduld om te luisteren naar wat mij persoonlijk boeide of bezig hield. Waarom zouden ze dan in vredesnaam wel een heel boek van me willen lezen?
‘Maar autistische vrouwen zijn vaak JUIST goed in schrijven, ’ zei iemand tegen me. Ze was iemand die met mensen met autisme begeleidt, dus zij kon het weten. In diezelfde periode zag ik een interview op de tv met de succesvolle schrijfster Judith Visser, die ook autisme heeft. Dat gaf me moed. Ik begon me door hele stapels schrijfboeken heen te werken, verzamelde feedback op schrijversforums en deed mee aan schrijfwedstrijden. Pas toen ik me voldoende zeker voelde, begon ik aan mijn boek. En ik genoot.
Doe wat bij je past: niet schrijven is ook goed
Ik vind schrijven inmiddels een echte aanrader als je autisme hebt, maar iedereen is anders. Als jij NIET van schrijven houdt, dan is dat helemaal oké. Jezelf uiten en je verhaal vertellen kan namelijk op vele andere manieren, bijvoorbeeld door te tekenen, door muziek te maken of door te vloggen, etc. Een combinatie van verschillende dingen mag ook. Doe wat bij je past! Voor mij is het bijvoorbeeld een combi van muziek maken en schrijven.
Schrijven is voor veel mensen met autisme fijn, want:
Je kunt je volle hoofd ermee legen op papier. Bovendien kun je het achteraf teruglezen en constateren dat wat je dacht zo raar nog niet was. Echt waar: meestal valt het reuze mee.
Een diagnose autisme krijgen en verwerken is best een heftig proces, zeker als je al wat ouder bent, want dan heb je meer levensjaren en vaak ook meer narigheid om te evalueren. Schrijven kan dan een therapie zijn om daarmee om te leren gaan.
Dat je hersenen informatie anders verwerken, beïnvloedt onvermijdelijk je schrijfstijl. Je schrijfstem kan bijvoorbeeld zeer authentiek zijn, met veel outside-the-box beeldspraak, oog voor details en een eigen humor. Als je dit soort eigenschappen goed leert doseren en variëren, kun je als auteur verrassend uit de hoek komen.
Autisten hebben focus. Bijna niemand is zo gestoord om een jaar lang dag en nacht alleen maar met schrijven bezig te zijn, net zo lang tot het resultaat is wat het moet zijn, maar voor veel autisten is dit soort extreme focus een lifestyle en een genot.
Als je schrijft is niets van wat je ervaart nog zinloos, zelfs de narigheid die het hebben van autisme soms met zich meebrengt niet. Alles kan namelijk gebruikt worden als inspiratie voor het schrijven. Ik heb daarom altijd een boekje en een pen op zak.
Schrijven overbrugt waar veel mensen met autisme tegenaan lopen: dat het vaak zo moeilijk is om aan anderen over te brengen wat je wilt zeggen. Gesprekken gaan vaak te snel en over teveel kanalen tegelijk om überhaupt te kunnen weten hoe je overkomt. Bij schrijven is dat niet zo. Het is alleen jij en de tekst. Al schrijvend kun je je gedachten vormen door aan de woorden en zinnen te blijven schaven, net zo lang tot je de juiste toon hebt gevonden.
Schrijven brengt erkenning en begrip
Afgelopen zondag mocht ik in mijn kerk over mijn boek vertellen. Door de derde coronagolf was dat al weken uitgesteld. Nu ging het wel door, met een kleine groep fysiek aanwezigen en de rest online. Iedereen wist ondertussen allang dat ik een boek had geschreven en ik dacht: wat moet ik deze mensen nog voor nieuws vertellen? Moest ik persoonlijke dingen uit het boek gaan toelichten? Maar ik vind persoonlijke dingen delen vanaf een podium moeilijk! Mijn hele leven heb ik juist van alles binnen gehouden en erover praten voelt voor mij al snel als zeuren.
Toen dacht ik: het gaat ook niet om mij, maar om wat God voor mij heeft gedaan. En dat is altijd een goed verhaal om te delen.
Ik vertelde over de pijn van het niet begrepen worden, van de afwijzing, de dingen die me zijn overkomen, het niet begrijpen waarom, de moeite van nu. Hoe ik het van me afschreef, steeds maar weer. Hoe dat een boodschap werd die ik wilde uitdragen en hoe die boodschap een boek werd.
Nadat er voor mij en mijn gezin gebeden was, begonnen de mensen te klappen. En ik hield het boek omhoog, als een overwinningstrofee met de titel:
‘Voor alles wat er gebeurt is er een uur, een tijd voor alles wat er is onder de hemel…Er is een tijd om te scheuren en een tijd om te herstellen, een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken.’ Prediker 3: 1 en 7 NBG