Afgelopen weekend heb ik het gedurfd.
Elk jaar hield ik het af, vanwege de kinderen, vanwege het drukke werk van mijn man, het gedoe, de stress, het aanpassingsvermogen dat ik aan de dag moet brengen. Tijd en energie zijn schaars, reserves heb ik niet en zonder rustmomenten ben ik verloren.
Nee, nee, nee!
Jawel!
Want ik moet mijn dochter toch het goede voorbeeld geven, als ik haar wijs wil maken dat je als autist niet eenzaam hoeft te zijn en dat je heus wel lol kunt hebben met andere mensen, op jouw manier. Dat het helemaal oké is. Dat het voor God’s kerk niet uitmaakt dat je anders bent…
Het vrouwenweekend van onze kerk.
Ingeklemd tussen de grijze gordijnen van een wekenlange aaneenschakeling van regenbuien, liet God op dit herfstweekend een aangenaam zonnetje schijnen. Dat was al een wonder op zich.
Ik had uiteraard mijn voorraad oordoppen bij me en ik was extra vroeg, zodat ik geen bed bij de deuropening van de slaapzaal zou hoeven nemen. Maar ik sliep niet op zaal. Ik had een kamer voor mezelf alleen! Er stond een minipotje met snoepjes op het nachtkastje met een kaartje met mijn naam erop.
En een Bijbeltekst:
Kol. 3:15 ‘Laat in uw hart de vrede van Christus heersen, want daartoe ben u geroepen als de leden van één lichaam. Wees ook dankbaar
Vrede en dankbaarheid.
Allebei gevoelsdingen. Ik vond het ontzettend lief allemaal, maar ik voelde nog even niets.
Een eigen kamer is relaxed, maar ook alleen. Met de deur dicht bestonden de anderen niet meer en was er helemaal geen vrouwenweekend. Zou ik geen belangrijke dingen missen? En zou iemand mij dan missen?
Ze zouden vast veel gaan doen. Samen. En dan zouden ze vast en zeker spelletjes gaan doen, ook met z’n allen en dan moest ik ook meedoen. En..oh nee! Er was natuurlijk corvee. Wat? Met Wie? Wanneer? Hoe? Zou het opvallen als ik dan als enige niet wist wat ik moest doen?
Kon je eigenlijk makkelijk ‘verdwijnen’ in een groep van maar zestien mensen als je je geen raad wist?
Laat in uw hart de vrede van Christus heersen
De volgende ochtend werd ik opgehaald uit mijn kamer door iemand die me begreep. Ik was als laatste aan het ontbijt, maar niemand vond dat raar. We hadden kleine ronde tafels. Iedereen kon elkaar zien, maar niemand staarde de ander recht in het gezicht. Ik was gelijkwaardig betrokken bij elk gesprek, maar het hoefde niet.
Ik kon rustig eten.
Na het gezamenlijke uitstapje naar een kaasboerderij…
…zat mijn mijn hoofd vol met kaas en gekibbel. Mijn gedachten raakten steeds in de knoop en ik was duizelig. Ik sloot me op in mijn kamer. Toen ik mezelf weer in elkaar voelde passen ging ik buiten wandelen en paddenstoelen fotograferen. Alleen, want ik wist de weg, iemand had me die al eerder gewezen. Mijn benen waren zwaar en ik zag nog steeds sterretjes, dus terug in het huis sloot ik me opnieuw op, tot het weer helemaal ging, tot ik elke gedachte weer rond kon krijgen.
Ik had me geen moment eenzaam, defect, afgewezen of verdrietig gevoeld. Ik mocht er daarna gewoon weer bij komen en niemand vroeg er iets over.
Toen waren er spelletjes…
Ik deed mee. Ik kon maar moeilijk over mijn autistische allergie voor spelletjes heen stappen en hoopte dat het snel voorbij zou zijn.
Maar het was niet erg. Helemaal niet zelfs. Ik voelde me niet boos of gefrustreerd. Het was gewoon zoals het was. Punt uit!
En daarna had ik corvee…
Bianca: Borrel en hapjes, stond er op de lijst. Wat nu? Het had vooraf zo duidelijk geleken. Ik had van te voren samen met iemand anders gekeken waar alles stond en wat ik precies klaar moest zetten, maar op het moment zelf was het toch weer anders.
Ik zocht. Ik liep heen en weer met lege schalen en krakende zakjes. Ik twijfelde.
Mensen gingen zich er met goede bedoelingen mee bemoeien, waardoor ik niet meer zelf kon nadenken. Ik voelde een lichte paniek opkomen en ik riep: ‘Als jullie niet NU weggaan, krijgt er hier helemaal niemand iets van me!’
Er werd gelachen om deze grap. Maar ik méénde het.
Iemand die van mijn autisme wist en het begreep, pakte snel allemaal schaaltjes, vulde die met borrelnootjes en zette die op tafel. Dat was wel genoeg, zei ze.
Pfff gelukkig! Ik brak voor de vorm nog maar wat toastjes doormidden op een schaal, toastjes met niks. Bakjes prut ernaast. Had ik dit allemaal nou niet gewoon zelf kunnen bedenken?
Mijn vliegende keep lachte erom. ‘Dit was ook wel de meest ongestructureerde taak die er was, Bianc.’
Het was alweer niet erg!
Waar gaat je boek eigenlijk over?
Die avond zaten we aan een ronde tafel te knutselen. Ineens vroeg iemand: ‘Ik hoorde dat je een boek hebt geschreven. Waar gaat je boek eigenlijk over?’
Het was oprechte interesse. Ik had me voorgenomen om er niet meer over te praten dat weekend. Over autisme. Want ik ben gewend dat mensen daar niet te veel over willen horen. Mensen krijgen jeuk van autistische verhalen, zo lijkt het wel. Je hebt trouwens sowieso de beste gesprekken met mensen als je ze zoveel mogelijk over zichzelf laat praten, zo wist ik, en zulke gesprekken wilde ik ook. Ik wilde ook andere vrouwen leren kennen. Om niet zo los en alleen te zijn.
‘Over autisme.’
Er volgde een stroom van vragen, oprechte vragen, medeleven, verhalen van anderen over aangelegen onderwerpen en ook over autisme. Ik stond versteld.
Ze vroegen me hoe ik dan dit weekend ervoer met mijn autisme.
Hoe dit weekend was voor mij?
Ik voelde me gezien, begrepen en gewaardeerd. Ik voelde me veilig.
Ik was nog steeds net zo autistisch als een draaideur in een winkelcentrum, maar…het was helemaal niet erg.
In deze groep en in onze kerk is iedereen op zijn eigen manier op weg met God en is iedereen bezig om aan zichzelf en aan de omgang met elkaar te werken.
Niet alleen maar ik.
Deze ervaring gaat als trofee in mijn vitrine van persoonlijke overwinningen.
zie ook gerelateerde artikelen: autisme in een notendop, kunnen autisten geloven in God? Muziek als muggendans, Mijn boek: Aan mij zie je niets.